„Bezinning op positie dorpsgemeente nodig”
SEBALDEBUREN – Terwijl er hier en daar hoopvolle berichten over kerkelijke initiatieven in de stad verschijnen, krijgen veel dorpsgemeenten het steeds moeilijker, constateert drs. P. J. Vergunst. „De bezinning op de positie van kleine dorpsgemeenten staat nog in de kinderschoenen.”
De algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland sprak dinsdag in het Groningse Sebaldeburen tijdens het halfjaarlijks beraad van de bond met voorgangers uit de noordelijke provincies. De meeste gemeenten in het noorden zijn klein.
Vergunst gaf aan dat de secularisatie in de grote steden wellicht over het dieptepunt heen is. De bezinning op de positie van kleine dorpsgemeenten is echter nog maar nauwelijks op gang gekomen, zo zei hij, „terwijl ook daar de secularisatie doorzet.” Uit een onderzoek in 2010, geïnitieerd door de bond, bleek dat 20 procent van de kleine kerkelijke gemeenten binnen tien jaar in zijn zelfstandigheid bedreigd wordt. De Gereformeerde Bond is begonnen met regionale toerusting voor kleine gemeenten in de classis Amersfoort, en bezig met het opzetten van iets dergelijks in Noord-Brabant. Vergunst: „Vroeger zei men dat de kerken wel vol kwamen als de gereformeerde leer er gebracht werd, maar dat kun je nu niet meer zomaar zeggen.”
Het is volgens hem belangrijk dat kerkenraden een visie op de toekomst hebben, en niet alleen denken in termen van neergang. Het spreken over wat er „nog” is, is niet goed, vindt hij. Een kleine gemeente moet niet alles willen doen, maar kan zich beter richten op dat wat er echt toe doet. Vergunst ziet wel wat in samenwerking met buurgemeenten, maar daarbij moeten de identiteit van de gemeente en de positie van de predikant niet in gevaar komen. „Door regionalisering dreigen ambten en gemeente uit elkaar te groeien.”
Het dienen van de Heere is belangrijker dan de zorg om het voortbestaan en het focussen op de grootte van de gemeente, aldus de secretaris van de Gereformeerde Bond. „Het gaat niet in de eerste plaats om het aantal mensen dat de kerkdiensten bezoekt, maar om het bewaren van het Woord.” Hij gaf ten slotte een bemoediging mee: „De Heere heeft oog en oor voor wat zichzelf niet in leven kan bewaren. God zegt: „Wees niet bevreesd, klein kuddeke.””
Als problemen –naast de secularisatie– waarmee kleine gemeenten in het noorden te maken hebben, benoemden de aanwezigen onder meer het vasthouden van jongeren, gezinnen en hoger opgeleiden. Ouderen zijn dikwijls gericht op hun dorp en het behoud van het oude, terwijl jongeren en hoog opgeleiden meer focussen op de wereld om hen heen en het invoeren van nieuwe dingen. Hoger opgeleiden trekken ook nogal eens naar de steden, omdat ze zich niet (meer) thuis voelen in de dorpscultuur.
Ds. J. Noordam uit Drachten stelde dat men in het noorden dorpsgewijs denkt: men wil in het eigen dorp blijven kerken. Het nadeel is dat samenwerking met andere gemeenten moeilijk is, het voordeel dat men er samen de schouders onder zet.
Ds. J. A. van den Berg uit Groningen stelde dat kleine gemeenten vaak een vluchtheuvelfunctie hebben, waardoor ze zich afzijdig houden van wat in het dorp gebeurt. Hij pleitte ervoor het Evangelie present te stellen in het dorp. Ds. H. van Wingerden uit Bedum gaf aan dat het aankondigen van bijzondere kerkdiensten in de krant een stapje in die richting kan zijn.
Ds. W. van der Wind uit Siddeburen had de afgelopen zomer ervaren hoe belangrijk een beleidsplan is. „Toen er problemen ontstonden over het voorgaan van een vrouwelijke predikant konden we naar het beleidsplan verwijzen. De storm is toen snel gaan liggen. Het kostte de gemeente een aantal leden, maar zij is alles bij elkaar gegroeid.”
Ds. H. J. Lam, voorzitter van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond, zei dat God Zich soms verhult en dat het soms allemaal minder lijkt te worden, terwijl Hij intussen wel werkt. „Samuël diende in de tabernakel, waar veel fout ging, maar de lamp Gods was er nog niet uitgegaan.”