„Ik ben verzekerd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten ons kunnen scheiden van de liefde Gods.”
Het tweede begrippenpaar dat de apostel voorstelt, zijn engelen, overheden en machten. Onder de engelen kunnen wij de goede engelen verstaan. Onder „overheden en machten” de gevallen engelen, zoals die verstaan worden in Efeze 6:12.

Ook dit is uitermate vertroostend. Geen engelen zullen ons scheiden. Niet dat de goede engelen daarop uit zullen zijn, of het daarop toeleggen, namelijk om de gelovige ziel op een bepaald moment te scheiden van de liefde Gods. Maar hij bedoelt te zeggen: gesteld dat de engelen dat zouden willen doen, dan zouden zij dat toch niet kunnen. Nog nader lezen wij in Gen. 32:24 dat de engel des Heeren de gehele nacht met Jakob worstelde. Zo klagen ook soms Gods kinderen erover dat de Heere God Zelf hen zeer hard behandelt (Psalm 88) en Zijn pijlen der verschrikking in hun zielen schiet (Job 6:4).

Willem Teellinck, 
predikant te Middelburg

(”De standvastige christen”, 1620)