Spelevaren op de Schie
Een uur lang doceert gids Henk Kleingeld voor de vuist weg. Vrijwillig, voor zijn plezier, om hedendaags en historisch Schiedam op de kaart te zetten. Als leslokaal dient de open fluisterboot Aleida, die met een kalm gangetje door de grachten zoemt. „Ziet u al dat traliewerk? Alcohol was ook vroeger al kostbaar en gewild.” Spelevaren op de Schie.
Toegegeven, Schiedam verdient een flinke wandeling. Het stadshart telt vele bezienswaardigheden, waarvan er heel wat iets hebben uit te staan met de jeneverproductie. Wie in de vakantietijd geen zin heeft in historie, kan nog altijd aan zijn trekken komen in het moderne en uitgebreide winkelhart van de stad, dat op de kaart zo ongeveer lijkt vastgegroeid aan Rotterdam.
Joekels van molens
Een tochtje met de Aleida is het overwegen eveneens meer dan waard. Een passagier zal moeite moeten doen om elders in zo’n korte tijd zo veel uiteenlopende informatie tot zich te nemen. „Ik ben nou een uur aan het vertellen, maar twee uur is ook geen probleem”, glundert Kleingeld na afloop. Niemand die zijn woorden in twijfel durft trekken.
De Aleida vertrekt vanaf de Noordvest, bij molen De Nieuwe Palmboom. Dat is alvast iets om te onthouden, want enkel de aanduiding „die enorm hoge molen” is niet voldoende. Schiedam telt namelijk vijf joekels van molens, waarvan de Noordmolen zich de hoogste ter wereld mag noemen. „De molens zijn hier zo hoog omdat ze boven de bestaande bebouwing uit moesten steken om wind te kunnen vangen.” In de hoogtijdagen van de jeneverproductie telde Schiedam twintig van deze kolossen. De Nieuwe Palmboom, rond 1990 herbouwd en weer in staat om graan te malen, dient nu als museumstuk en kan worden bezichtigd.
Als de boot nog maar net los is van de kant, komt de eerste (ex-)branderij al in beeld, ooit in gebruik geweest om jenever te stoken. „Het pand is nu een pakhuis van de firma Dirkslager, van ha fijn, ha fijn, een borrel van Florijn.”
Vanaf de zeventiende eeuw schoten branderijen als deze als paddestoelen uit de grond. „We hebben er 385,5 gehad”, vertelt Kleingeld laconiek. Het blijkt een plaatselijke gewoonte te zijn om over halve en hele branderijen te spreken. Wanneer het pand een even aantal ramen links van de deur telde, en een oneven aantal rechts, mocht de branderij het predikaat ”hele” voeren. Wanneer er links van de deur evenveel ramen zaten als rechts, sprak de Schiedammer over een ”halve”.
Zakkendragersgilde
Even later dobberen we de Schie op. De schipper laat de Aleida een doodlopend stuk rivier opvaren. In 1250, zo leert de stadsgeschiedenis, legde Dirk Bokel hier een dam in de monding van de rivier de Schie. Dat deed hij om zijn vis- en jachtgebied -de polder Riviere- tegen de zee te beschermen. Een obstakel van jewelste voor de scheepvaart, maar een grote kans voor de Schiedammers. Want nu moesten al die schepen hier worden overgeladen. Kleingeld: „Sommige bootjes werden leeg over de dam getrokken en dan opnieuw geladen.”
Aan de kade staat het zogenoemde Zakkendragershuisje, gebouwd in 1725. Dit was het onderkomen van het zakkendragersgilde. Liep er een schip binnen, dan werd de klok in het daktorentje geluid en wisten de dragers dat er werk was. „In de smakkenbak werd bepaald wie er aan de beurt was om te laden of te lossen”, weet Kleingeld. „Daar werd dus om gedobbeld.”
Potige knapen moeten dat zijn geweest, die zakkendragers. Ze kregen 80 tot 100 kilo op hun schouders. En dan te bedenken dat veel grondstoffen -zoals graan en kolen- door middel van ladders naar de verschillende zolders moesten worden gesjouwd. Vanuit een fluisterboot niet echt goed voor te stellen.
Een tochtje door de Schiedamse grachten leert even later dat de stad aan monumentale panden geen gebrek heeft. Achter heel wat voordeuren huisden bekende personen. Aan de Lange Haven bijvoorbeeld woonde ooit de vrijzinnige dominee François HaverSchmidt, wellicht beter bekend onder zijn schrijversnaam Piet Paaltjens.
De mooiste gevels duiken op, soms ook afgewisseld met minder interessante nieuwbouw. „Schiedam heeft een tijd gekend dat er veel werd afgebroken, maar tegenwoordig wordt er zo veel mogelijk gerenoveerd.” Hier en daar laat die renovatie op zich wachten, weet de gids. „De zak met centen is leeg.”
Zwart Nazareth
Niet overal zijn de sporen van het vele gestook in Schiedam verdwenen. Roet tastte veel ooit frisse muren grondig aan. „Daar komt de bijnaam Zwart Nazareth vandaan”, onderwijst Kleingeld. Zijn anekdotegeheugen lijkt onuitputtelijk. „Daar woonde mevrouw Nolet. Die keek toe of werknemers wel tegen de pet tikten als zij voor het raam zat. Zo niet, dan stonden ze de volgende dag op de keien. Zo ging dat.”
Na ruim een uur drijft de Aleida weer naar de kant. Wie niet genoeg heeft aan Kleingelds uitleg, kan prima terecht in bijvoorbeeld Het Gedistilleerd Museum, waar uiteraard ook een borreltje wordt geschonken. Liefhebbers van kunst en cultuur kunnen hun hart ophalen in het Stedelijk Museum Schiedam, waar tot 28 september een CoBrA-tentoonstelling wordt gehouden.
Meer informatie: VVV Schiedam, tel. 010-4733000, of www.rondvaartenschiedam.nl.