Engels van een native speaker
Native speakers; docenten die een vreemde taal –doorgaans Engels– als moedertaal hebben. Ze worden benoemd om het tweetalig onderwijs (tto) gestalte te geven. Op de reformatorische scholen dragen ze bij aan het wegwerken van de achterstand op het gebied van het Engels.
De Jacobus Fruytier Scholengemeenschap in Apeldoorn startte in 2002 met tto. Een jaar later trad de eerste native speaker in dienst: K. M. Hoogerheide uit de Verenigde Staten. De volgende drie kwamen uit Canada. Daarnaast telt de school enkele ”near native speakers”, docenten die wel in Nederland zijn geboren, maar een aantal jaren in Canada hebben gewoond.
Het Europees Platform, dat de internationalisering van het onderwijs bevordert, stelt de benoeming van native speakers als voorwaarde voor de certificering als tto-school. „Binnen het netwerk van dit platform blijkt echter dat het nog niet zo eenvoudig is om aan native speakers te komen”, stelt directielid drs. H. Westerink. „Wij zijn tot op heden goed voorzien geweest. Verschillende benoemingen hebben we kunnen doen nadat native of near native speakers een open sollicitatie naar de Fruytier stuurden.”
Westerink en Hoogerheide presenteerden het tto in workshops tijdens een onderwijzersconferentie van de Gereformeerde Gemeenten in Noord-Amerika.
Als een native speaker geen Nederlands spreekt, zijn leerlingen wel gedwongen Engels te praten. „De jongeren leren het Engels zo op de natuurlijkste wijze, en de taal wordt ook op een natuurlijke wijze ingebracht in teambesprekingen”, zegt Westerink. „De leerlingen raken nu tijdens hun middelbareschooltijd volledig vertrouwd met het Engels en kunnen die kennis gemakkelijk toepassen. Native speakers brengen ook de verbondenheid over met reformatorische christenen in het buitenland. Ze zijn betrokken bij uitwisselingen met buitenlandse partnerscholen en coördineren de onderzoeksprojecten die leerlingen in Engelstalige landen uitvoeren. De leerlingen gaan vanuit hun identiteit om met mensen in het buitenland en raken daardoor beter geworteld in hun identiteit.”
„Christelijke visie in het Engels uitdragen”
„In Canada had ik als lerares meer respect; in Nederland moest ik mezelf bewijzen.” Daardoor, en vanwege de verandering van cultuur en onderwijssysteem, was het eerste jaar in Nederland voor J. C. Schalkoort-Roth het zwaarste jaar in haar loopbaan. „Nu gaat het gelukkig heel goed.”
Schalkoort, afkomstig uit Ancaster (Ontario), had al elf jaar lesgegeven toen ze in 2007 naar Nederland kwam. „Ik kon hier een studie in deeltijd doen die in Canada voltijds zou zijn. ’k Ben ook avontuurlijk van aard en was nieuwsgierig naar het land waar mijn familie vandaan komt.”
Ze geeft nu vier jaar les aan de Fruytier Scholengemeenschap en trouwde met een Nederlander. „Toen ik hier kwam, verstond ik het Nederlands een beetje, maar ik kon het niet spreken. Nu gaat het wat beter.”
Momenteel geeft Schalkoort in alle zes de vwo-leerjaren tto-ib (tweetalig onderwijs-international baccalaureate), tto op hoger niveau. In het vijfde jaar voeren de leerlingen in het buitenland een onderzoeksproject uit.
„Eerstejaars vinden het wat intimiderend dat er in de klas alleen Engels wordt gesproken, maar ze wennen eraan. Ook nu ze weten dat ik wat Nederlands spreek, communiceren ze toch altijd in het Engels. Vaak dagen we elkaar in discussies uit, wat hun Engels ongekend verbetert.”
Schalkoort noemt voordelen van de inzet van native speakers: „De lesstof gaat voor de leerlingen meer leven doordat wij die kunnen koppelen aan voorbeelden uit de landen waar we vandaan komen. Omdat we zijn opgeleid in een ander onderwijssysteem, kunnen we de voordelen van beide systemen combineren.”
Op reformatorische scholen zijn de resultaten bij Engels nogal eens onder de maat. „Er wordt daarom veel energie in gestoken. Dat moet op termijn zijn vruchten afwerpen. Het is uitermate belangrijk dat we de interesse van de leerlingen weten te wekken en vast te houden door enthousiast en creatief les te geven en niet alleen uit droge lesboeken te doceren.”
Engels is geen doel, maar middel: „Elk vak, ook het mijne, moet jongeren middelen aanreiken om christelijk en kritisch te kunnen leven en werken, met een visie die ze dan ook in het Engels kunnen uitdragen.”
„Het gaat om zelfvertrouwen”
G. Holvast, native speaker aan het Driestar College, had Nederlandse ouders, maar toen hij naar school ging, werd Engels zijn moedertaal. Hij is geboren en getogen in Nieuw-Zeeland. Vanaf zijn 18e studeerde hij in Australië.
Na het behalen van een universitaire graad ging Holvast naar Nederland. Hij was toen 24. Hij kwam voor een studie semitische talen in Leiden, maar uiteindelijk werd het theologie in Apeldoorn.
Vervolgens was hij predikant van de Christian Reformed Churches in Australië. „Nadat ik overspannen raakte, besloten we terug te gaan naar Nederland, want daar woonden de meeste vrienden. Ik heb een jaar in een magazijn gewerkt. Dat was heel goed: dozen sjouwen, en ondertussen komt je geest tot rust. In 2005 attendeerde iemand me op de advertentie in het RD waarin het Driestar College een native speaker vroeg.”
In de begintijd werkte Holvast alleen met gespreksgroepen. „Kleine groepjes uit vmbo 4. Die kwamen beurtelings, dus de leerlingen waren slechts eens in de vijf weken aan de beurt. Het gaat om het vergroten van de luister- en spreekvaardigheid. Dat is zo belangrijk dat de gespreksgroepen inmiddels vervroegd zijn naar het tweede leerjaar. Het gaat vooral om het vergroten van het zelfvertrouwen. Een klein deel blijft overigens schuchter.”
De meeste leerlingen weten wel dat Holvast de Nederlandse taal ook vrij goed beheerst. „In het begin geef ik een enkele keer uitleg in het Nederlands, omdat het anders veel te lang duurt voordat iedereen het begrijpt.”
Daarnaast ging Holvast zich met remedial teaching bezighouden. „Daarnaast verzorg ik English fast track: een uur extra Engels voor gymnasiasten die goed in Engels zijn. Dat wordt nu echter geleidelijk vervangen door tweetalig onderwijs (tto). Sinds dit jaar geef ik ook versterkt taalonderwijs (vto), dat niet tweetalig is maar wel extra aandacht aan het Engels geeft. Aan een vto-klas geef ik ook techniek in het Engels.”
Lastig zijn volgens de docent de niveauverschillen binnen klassen. „Sommigen kunnen ratelen in het Engels, anderen krijgen nauwelijks een woord over hun lippen. Jongens die een bepaald soort computerspellen –waarbij ze zelf Engels moeten produceren– doen, hebben een voorsprong. Ook is heel belangrijk dat ouders de taalontwikkeling van hun kind stimuleren.
Zeker binnen het vmbo is er veel antipathie tegen het leren van vreemde talen, maar dat moet een vanzelfsprekendheid worden. In de huidige economische structuur zijn we overgeleverd aan de wereld buiten Nederland. En daar is Engels de voertaal.”