Diplomaat Carel Jan Schneider stond met zijn neus bovenop het wereldnieuws
De eerste Nederlandse diplomaat in Dacca (Bangladesh), op de voorste rij bij de val van de sjah in Teheran en ooggetuige van de Wende in Berlijn. Diplomaat Carel Jan Schneider (Batavia, 15 januari 1932) stond met zijn neus bovenop het wereldnieuws, maar de maandag overleden F. Springer (79), de naam waaronder hij schreef, bleef het liefst op een afstandje.
Geen grote woorden voor Springer, maar distantie en ironie, hoe groot het drama in zijn werk ook was. „Het is vaak efficiënter om je verhaal, ook al staat er iets afschuwelijks in, op een wat lichte, afstandelijke toon te doen”, zei de schrijver er zelf van. Zijn allereerste roman Met stille trom trok hij zelfs op het laatste moment in: het boek zat nog te dicht op zijn belevenissen in Nieuw-Guinea. Als jonge bestuursambtenaar moest Springer er van 1958 tot 1962 orde op zaken stellen in de Baliemvallei.
Maar in het werk dat volgde was Springers spoor als diplomaat aardig te volgen. Hij werkte op Nederlandse consulaten en ambassades New York, Brussel en Dacca. Na een paar jaar thuis in Den Haag op het ministerie van Buitenlandse Zaken, maakte hij in Teheran de komst van Khomeiny mee, waarna hij tot zijn pensionering nog gestationeerd was in Angola, Straatsburg (Raad van Europa) en de DDR.
In Bougainville (1981) kwam zijn tijd in Bangladesh terug, Quissama (1985) speelde in Angola en zijn belevenissen in Iran verwerkte Springer in Teheran, een zwanezang (1991). Springer was in de tussentijd uitgegroeid tot een gewaardeerd auteur die met het boekenweekgeschenk Sterremeer (1990) een groot publiek bereikte en in 1995 de Constantijn Huygensprijs ontving voor zijn hele werk.
Op al zijn posten probeerde Springer verder te kijken dan het diplomatenwereldje waarin hij terechtkwam, al viel dat niet altijd mee. In Teheran kostten de ”duizenden bijltjesdagen” van Khomeiny vrienden de kop en in Oost-Berlijn moest bezoek zich eerst melden bij agenten van de Volkspolizei die bij Springer op de stoep stonden.
Zijn trouwe lezers moesten lang wachten voordat Springer erin slaagde de belevenissen op zijn laatste post in de DDR in een roman te verwerken. Na een paar mislukte pogingen verscheen in 2010 Quadriga - Een eindspel. Dat Springer daarbij ondanks zijn afstandelijkheid wel in de buurt van zijn eigen ervaringen bleef, gaf hij in interviews nogmaals aan. „Ik heb niet zo’n dikke duim.”