Paroxetine verhoogt valrisico ouderen
Valpartijen van ouderen zijn steeds vaker in het nieuws. Meerdere keren is aangetoond dat het soort en de hoeveelheid geneesmiddelen die ouderen gebruiken ertoe kunnen leiden dat ze ten val komen.
Bewegingswetenschapper dr. Judith Hegeman deed onderzoek naar de omstandigheden waaronder ouderen ten val komen. Met de resultaten ontwikkelde ze verschillende tests om het valrisico te meten. Ze deed haar onderzoek bij de afdeling Research, Development & Education (RD&E), in samenwerking met de afdeling farmacie, van de Sint Maartenskliniek te Nijmegen, een ziekenhuis gespecialiseerd in houding en beweging. Maandag promoveerde ze aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Dat slecht schoeisel, losse tapijten, drempels of verminderd zicht de oorzaak kunnen zijn waardoor vooral ouderen ten val komen, is een open deur. Het is merkwaardig dat medicijngebruik niet zo vaak als eerste oorzaak wordt aangewezen.
Jaarlijks komt 30 procent van de 65-plussers ten minste één keer ten val, 15 procent zelfs tweemaal of vaker. Dit loopt op naar 50 procent bij 85-plussers. De gevolgen van een valpartij kunnen ernstig zijn. In 5 procent leidt dat tot een fractuur en in nog eens 5 procent tot ander serieus letsel als een verwonding of een hersenschudding. Tal van oorzaken, bijvoorbeeld duizeligheid bij diabetes, reuma en de ziekte van Parkinson, kunnen een rol spelen bij het verhoogde valrisico van ouderen. Daarnaast kan ook medicijngebruik door ouderen nadelige effecten hebben. Vooral als zij meer dan één medicijn slikken, neemt de kans op ongelukken toe.
Van een behoorlijk aantal geneesmiddelen is in het verleden aangetoond dat zij in verband kunnen worden gebracht met een verhoogd valrisico. De laatste jaren is er een groot aantal nieuwe medicijnen op de markt gekomen waarvan de invloed op valpartijen veel minder bekend is.
Apotheker dr. Wilma Dennekamp stelde in 2008 in haar onderzoek waarop ze aan de Radboud Universiteit Nijmegen promoveerde, dat huisartsen en apothekers periodiek het hele medicijnpakket van ouderen tegen het licht moeten houden, omdat er bij de afstemming vaak wat misgaat. Volgens haar slikken ouderen in veel gevallen middelen die overbodig zijn, meestal slaappillen, kalmeringsmiddelen, antidepressiva, middelen tegen hart- en vaatziekten of pillen waarvoor een alternatief bestaat dat geschikter is voor ouderen.
Zo concludeerde klinisch geriater Nathalie van der Velde van het Erasmus MC in Rotterdam in 2007 dat vermindering van de medicatie door ouderen tot halvering van het aantal valincidenten leidt. Ze tekende daarbij wel aan dat verandering van medicatie alleen onder begeleiding van een specialist dient te gebeuren. Ook toonde ze aan dat het medicijngebruik door ouderen in sommige gevallen overbodig was. Volgens haar kan de vermindering van valincidenten door ouderen leiden tot een besparing van 60 miljoen euro per jaar.
Hegeman gebruikte in haar onderzoek verschillende tests om het valrisico ten gevolge van medicijngebruik te evalueren. Het is bekend dat een traag reactievermogen en een slechter evenwicht belangrijke voorspellers zijn van valpartijen van ouderen. De promovenda vulde bestaande tests voor reactievermogen en evenwicht aan met een methode die nog nooit eerder was gebruikt in medicijnonderzoek. Het kunnen ontwijken van onverwachte obstakels –losse stoeptegels, huisdieren– is essentieel om een valpartij te voorkomen. Deze test bleek geschikt om ook subtiele effecten van medicijnen te kunnen meten.
Hegeman gebruikte deze tests om zicht te krijgen op het valrisico na gebruik van medicijnen die veelvuldig worden voorgeschreven bij de behandeling van twee van de meest voorkomende aandoeningen bij ouderen. Dit zijn aandoeningen aan spieren en gewrichten en psychosociale aandoeningen. Voor de eerste groep worden vaak ontstekingsremmende pijnstillers voorgeschreven. Behalve van bijwerkingen als maagdarmproblemen heeft ongeveer 1 tot 10 procent van de gebruikers van deze medicijnen ook last van duizeligheid, hoofdpijn en sufheid. Het lijkt logisch dat iemand een grotere kans heeft om te vallen bij dergelijke bijwerkingen. Uit de tests die Hegeman deed bij gezonde zestigers bleek dat het niet uitmaakte of de deelnemers een zware pijnstiller of een neppil slikten. Het lijkt dan ook dat ontstekingsremmende pijnstillers zelf het valrisico niet vergroten, maar dat onderliggende aandoeningen hierbij een grotere rol spelen.
Naast de ontstekingsremmende pijnstillers onderzocht Hegeman met dezelfde tests ook het valrisico bij gebruik van antidepressiva. Van deze groep medicijnen werd gekozen voor paroxetine, omdat dat op dit moment het meest wordt voorgeschreven. „In vergelijking met gezonde zestigers lijken gebruikers van paroxetine een verhoogd risico op vallen te hebben als gevolg van een verminderd evenwicht, vooral wanneer de aandacht moet worden verdeeld tussen twee gelijktijdige activiteiten.”
In de toekomst zal er volgens Hegeman meer aandacht moeten komen voor de redenen waarom iemand valt en de rol van medicijngebruik hierbij. „De gebruikte tests kunnen hierbij een nuttige rol spelen.”
Duizelig door oogdruppels
Een 73-jarige vrouw kwam de afgelopen vijf jaar geregeld ten val, zonder dat daar eenduidelijke aanleiding voor was. Ze had regelmatig een slap gevoel in beide armen en een licht gevoel in het hoofd. De vrouw werd behandeld voor glaucoom, een verhoogde druk in de oogbol. Ze kreeg daarvoor oogdruppels. Daarnaast trad er bij de vrouw een plotselinge verlaging van de bloeddruk op als zij ging staan.
Omdat de oogdruppels weinig effect hadden op de verhoogde oogboldruk werd de vrouw aan haar ogen geopereerd. De behandeling met oogdruppels werd daarom gestopt. Haar klachten verdwenen vervolgens en ze is niet meer gevallen. Als oorzaak van de valpartijen werden de oogdruppels aangemerkt: de werkzame stof timolol is een bètablokker die niet alleen de oogdruk kan verlagen, maar ook de bloeddruk.