Spotlight: Christelijke romans gaan over vrouwen met trauma’s
Christelijke romans van Nederlandse bodem gaan meestal over vrouwen die een trauma verwerken moeten. Op zichzelf geen slecht thema, maar het komt te vaak voor. Ook in de nieuwe roman van Lisette van de Heg.
Toen uitgeverij Kok in 1992 heel voorzichtig begon met het uitbrengen van Amerikaanse christelijke romans, was dat iets nieuws. Ik herinner me dat ik de ”De poorten van Sion” van Bodie Thoene in één adem uitlas. Dergelijke romans kenden wij in Nederland niet, zo spannend, zo gelaagd en vanuit verschillende perspectieven geschreven, met zo’n interessant thema dat volop aan het denken zette over Jodendom, geschiedenis, Bijbeluitleg, relaties en zingeving. Wij waren gewend aan voorspelbare streekromans – dit was iets nieuws.
Maar nu we bijna twintig jaar verder zijn, is er geen enkele Amerikaanse roman die mij nog op een dergelijke manier kan verrassen. Het meervoudige perspectief, de verschillende vertellagen, de zoektocht naar betekenis te midden van het lijden, de aandacht voor relaties en geloofstwijfel compleet met ”happy end” – ze horen allemaal bij het vaste recept. Toen ik een stuk of twintig romans van Francine Rivers, Linda Chaikin, Elizabeth Musser, Jack Cavanaugh en Beverley Lewis –de eerste generatie vertaalde auteurs– gelezen had, kreeg ik langzamerhand behoefte aan iets anders.
Ik werd op mijn wenken bediend met de debuutroman van Joke Verweerd, ”De wintertuin” (1995). Dat bleek een roman zonder de vermoeiend-opgewekte en optimistische Amerikaanse toon, zonder ongeloofwaardige toevalligheden en zonder een al te expliciet geformuleerd ”happy end”. Verweerd had iets nieuws bedacht: een psychologisch-realistische roman met een thematiek die afweek van het doorsnee-verhaal. Geen wonder dat haar boek indruk maakte en een groot lezerspubliek vond.
Sindsdien echter verschenen er nog veel meer romans van Joke Verweerd, en ook van Guurtje Leguijt, Marianne Witvliet, Els Florijn, Leendert van Wezel, Nelleke Wander, Marianne Grandia, Mirjam van der Vegt, Janne IJmker en Lisette van de Heg. Veel van die boeken gaan over vrouwen die een moeilijk verleden moeten verwerken, vrouwen die in het reine moeten komen met een traumatische ervaring of vrouwen die relatieproblemen het hoofd moeten bieden. Geen van de auteurs is van plan zich op een goedkope manier van het onderwerp af te maken, en dus gaat het er altijd diep door, met aan het eind meestal slechts een voorzichtig glimmertje van hoop – een uitdrukkelijk ”happy end” geldt immers als ”niet-literair”.
Daarin begint zich echter, helaas, een nieuw standaardrecept af te tekenen. Niet dat het hier om een slechte thematiek of slecht geschreven boeken gaat, integendeel. Er zitten zelfs heel goed gelukte exemplaren tussen. Maar er zijn er te veel van. Ze verkopen vaak goed –geen wonder, want vrouwen zijn altijd de grootste lezersgroep voor romans– en er kunnen nog altijd originele variaties op het thema bedacht worden. Toch bekruipt me langzamerhand het gevoel dat iets meer afwisseling gewenst is, dat we toe zijn aan iets nieuws.
Dat is de reden waarom ik het een beetje jammer vind dat een veelbelovende, jonge auteur als Lisette van de Heg zich met haar tweede roman opnieuw (en nog nadrukkelijker dan met haar eerste boek) in deze grote groep van auteurs schaart.
”Noor” is het verhaal van een vrouw die door een ongeluk haar kindje verliest en zelf littekens in haar gezicht oploopt. Ze houdt zichzelf met wraakgedachten op de been, trekt zich volledig terug in haar eigen wereld en zet haar huwelijk op het spel – er zijn meer dan 300 bladzijden nodig om deze schadelijke denkpatronen een klein beetje om te buigen.
De auteur doet dat heel knap. Op het punt van karaktertekening en stijl steekt haar boek zeker boven het gemiddelde uit: ze is niet uit op goedkope emotie, ze laat haar hoofdpersonen geen uitleggerige therapeutische gesprekken voeren, maar weet met haar verwoording van gedachten en gebeurtenissen trefzeker het probleem voor de lezer neer te zetten.
Maar op het gebied van plot en spanningsopbouw moet ”Noor” het afleggen tegen Van de Hegs eerste boek, ”Mara”. Het punt is dat je als lezer, anders dan bij ”Mara”, al na twintig bladzijden weet wat er met Noor aan de hand is – de rest van het boek gaat nog slechts over de verwerking daarvan. Die verwerking volgt bovendien redelijk voorspelbare lijnen: nog voordat je halverwege het verhaal bent, weet je al wat er op de laatste bladzijden gaat gebeuren.
Dat Van de Heg desondanks de aandacht weet vast te houden, is een prestatie op zichzelf die veel zegt over haar pakkende stijl en haar vermogen om de personages tot leven te wekken. Toch hoop ik dat ze in haar volgende boek –ze is een snelle schrijfster en ze gaat hopelijk nog veel publiceren– extra aandacht besteedt aan thema’s uit de ‘buitenwereld’.
Ik heb niets tegen psychologisch-realistische romans, maar ze worden pas écht mooi als ze niet alleen maar over inwendige zoektochten en persoonlijke problemen gaan. Het is nodig dat er ook andere dingen gebeuren: dat er een geheim ontraadseld wordt, dat er avonturen beleefd worden, dat er een andere wereld of een andere tijd opengaat, dat er maatschappelijke trends of morele kwesties aan de orde komen. Wereldbeschouwing is minstens zo belangrijk als mensbeschouwing.
Bovendien: er zijn nog veel andere mogelijkheden binnen het romangenre. Ik hoop dat auteurs en uitgevers eens vaker nadenken over een historische roman, een allegorische roman, een ideeënroman, een geromantiseerd levensverhaal, een literaire detective, een familieroman, een sciencefictionverhaal, een bildungsroman, een streekroman desnoods. Misschien verkoopt het niet allemaal even goed, maar breedte is wél nodig voor de hele christelijke boekencultuur. Binnen zo’n brede boekencultuur blijven overigens ook psychologisch-realistische romans belangrijk, zolang het therapeutische gehalte ervan binnen de perken blijft. ”Noor” is een van de betere voorbeelden daarvan.
”Noor”, Lisette van de Heg; uitg. Plateau, Barneveld, 2011; ISBN 978 90 5804 065 7; 316 blz.; € 18,90.