Belachelijk dat ‘dom blondje’ Mariska Orbán-De Haas bidt
Op deze plaats ging het vorige week zaterdag over de trieste verdeeldheid binnen het rechtzinnig protestantisme. Aan de achterkant van de pagina waren uitbundige advertenties te vinden naar aanleiding van de opening van een nieuw hersteld hervormd kerkgebouw. In hetzelfde katern trok oud-hoofdredacteur dr. C. S. L. Janse van leer tegen de dwalingen van de Rooms-Katholieke Kerk, een dag eerder had de hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad, Mariska Orbán-de Haas, in deze krant mogen uitleggen waarom ze zich zo goed thuis voelt in de moederkerk. Moet kunnen, denk ik dan maar. In het beste geval komt uit de botsing der meningen ook nog de waarheid voort.
Om me tot het interview met Mariska Orbán te beperken: zij heeft knap gescoord met haar boek ”Blond, brutaal en bidden”. Op de dag dat het uitkwam, kon meteen de tweede druk worden aangekondigd. Het gaat als de bekende warme broodjes over de seculiere (wereldse) toonbanken. Wat het laatste betreft: uitgever is Bert Bakker, die niet bepaald bekendstaat om zijn religieus fonds. Nog zoiets. Het boek werd vorige week gepresenteerd in het Conservatief Café in Gouda in een gezelschap dat overwegend uit protestanten bestond. Uiteraard was er ook een verkooptafel met het nieuwe boek. Die werd gerund door de bekende boekhandel Smits, ook al een onderneming die niet kan bogen op warme betrekkingen met het Vaticaan en derzelver vertegenwoordigers in de Lage Landen.
Als recensent tijdens de boekpresentatie in Gouda trad EO-coryfee Andries Knevel op, die vertelde dat hij die morgen een bezoek had gebracht aan zijn goede vriend oud-kardinaal Simonis. Kortom, de tijden zijn niet meer zo overzichtelijk als ze ooit waren. Uitgever Bakker zal het vooral om het gewin te doen zijn, van boekhandel Smits weet ik het niet maar van de mensen van het Conservatief Café en van Andries Knevel mogen we gevoeglijk aannemen dat zij vinden dat de fronten zijn verschoven. Vaak bevinden zij zich in dezelfde linie als Orbán.
Zelf heb ik dat gevoel ook en wie het relaas van de schrijfster tot zich neemt, zal op z’n minst veel herkennen. Tijdens de presentatie in het Conservatief Café vertelde ze hoe ze als beginnend journalist in een antireligieus keurslijf was geperst. De gevestigde orde in seculier krantenland stond niet toe dat er sympathiek werd geschreven over geestelijke leiders. Die behoorden belachelijk te worden gemaakt. Andere smaken kende het wereldje niet.
Hoe guur het klimaat voor christenen kan zijn, werd nog eens geïllustreerd tijdens het programma Pauw & Witteman van vorige week maandag. De schrijfster was uitgenodigd om over haar nieuwe boek te vertellen maar had de pech dat aan dezelfde tafel buiten de presentatoren nog enkele zeer gehaaide journalisten waren aangeschoven. Het was het bekende refrein. Hoe kon iemand die bij zijn (in dit geval: haar) volle verstand was, zich voegen bij zo’n achterlijke club als de Rooms-Katholieke Kerk? Dom blondje bidt, om het zo te zeggen.
Mariska Orbán is zelf ook niet op haar mondje gevallen en pareerde de heren af en toe met een gezonde dosis zelfspot en humor, maar ze kwam toch bepaald niet ongeschonden uit de strijd. Dat had ze overigens wel een tikje aan zichzelf te wijten. Over het misbruik van kinderen binnen haar kerk zei Orbán dat zij daar part noch deel aan had en zich niet aangesproken voelde. Dat kan natuurlijk niet. Wie hoofdredacteur is van een toonaangevend rooms-katholiek blad kan niet zeggen aan het misbruik geen boodschap te hebben. Ze zou de prominente rooms-katholieke geestelijke Antoine Bodar als voorbeeld kunnen nemen. Die benadrukt tijdens mediaoptredens consequent dat hij zich de oren van het hoofd schaamt en dat de daders wat hem betreft allemaal mogen hangen.
Dat gezegd hebbend, blijft staan dat er toch heel onaangenaam en vervelend werd gedaan, daar aan de tafel bij Pauw & Witteman. Haar opponenten bewezen daarmee het gelijk van de schrijfster. Wie bij de jongens van de gelikte pot wil horen, moet lacherig en cynisch doen als het orthodoxe christendom als normaal wordt voorgesteld.
Toch ga ik ook hier weer niet helemaal met haar mee. Orbán heeft zo’n twintig interviews over haar boek gegeven. Ik heb er diverse gelezen en hoewel het beeld wisselend is, moet ik zeggen dat het eindresultaat me niet tegenvalt. Zelfs het interview met de Volkskrant alias de azijnbode is buitengewoon welwillend van toon. Ik wil niet te vroeg juichen, maar misschien hebben we de ergste periode gehad. Je ziet het vaker tegenwoordig, die groeiende welwillendheid. Begin deze week was ik bij een hostingbedrijf. Het hield een klantendag. De directeur had op zijn werkkamer een gedicht hangen waarin een getuigenis werd afgelegd. Op zijn bureau lag een Bijbel en in de brochure stond dat het bedrijf behalve twee eigenaars ook een „Stille Vennoot” heeft. Het was niet in de tale Kanaäns opgeschreven, maar er werd anderzijds wel melding gemaakt van een ”drievoudig snoer”. Geen klant die het raar vond of er aanstoot aan nam. En dat in hartje Brabant waar ze God massaal zijn kwijtgeraakt. Kleine tekenen van hoop, zullen we het maar noemen.