Commentaar: Ingrijpen EU in nationaal beleid onvermijdelijk
Het is alsof de oudheid zich herhaalt. De wereld draait de laatste weken om Athene en Rome. Wat zullen de leiders van de twee centra van de oude geschiedenis nu, anno 2011, doen? Dat is de prangende vraag.
Net zoals bij dramastukken die tweeënhalfduizend jaar geleden werden gespeeld, waren de Grieken deze week getuige van een tragikomedie. En het stuk had vaart. Zeker donderdag. Eerst wilde Papandreou wel een referendum over het Europese hulppakket, toen weer niet, later misschien weer wel. Uiteindelijk leek het plan van tafel, op voorwaarde dat er een regering van nationale eenheid komt.
Even leek het goed te gaan, maar inmiddels heeft de oppositie laten weten helemaal niets voor een dergelijk kabinet te voelen. Ze gaat een stap verder: de Griekse premier moet aftreden. Gespannen wacht de wereld af waar Athene vanavond staat.
Met een schuin oog kijkt men ook naar Italië. De eigenzinnige Berlusconi heeft inmiddels wel begrepen dat hij maatregelen moet nemen. Maar de vraag is of Rome kiest voor een minimale aanpak of juist stevig doorpakt. Vooralsnog opteert de Italiaanse regering voor het eerste. Maar het duo ‘Merkozy’ voert de druk op. Want als het in de Laars van Europa misgaat, is de chaos in de EU compleet.
In de jaren dat er hard werd gewerkt aan de Europese eenwording hebben eurosceptici altijd gewezen op het gevaar dat Brussel zich ging bemoeien met binnenlandse aangelegenheden. Voorstanders van de integratie bestreden dat met een keur aan argumenten. De sceptici zagen volgens hen leeuwen en beren die er in werkelijkheid niet waren.
Nu blijkt echter dat het onontkoombaar is dat de EU haar neus steekt in de nationale politiek. Ook al kan men allerlei kanttekeningen plaatsen bij het pokerspel van Papandreou, het is en blijft een binnenlandse kwestie of er een referendum komt of niet.
Toegegeven, om de euro overeind te houden moesten Merkel en Sarkozy wel een „hard en helder” gesprek hebben met Papandreou. Daarbij schreven ze hem in feite de wet voor: het referendum moest van tafel.
Maar daarmee is tegelijk duidelijk dat het hebben van een gemeenschappelijke munt zonder meer betekent dat het nationale regeringen hun binnenlandse beleid moeten laten stroomlijnen met dat van de EU. Wanneer dat niet gebeurt, bestaat er een groot risico op ongelukken.
De vraag is tegelijkertijd hoever Brussel kan gaan. Het ingrijpen van de EU kan niet alleen afketsen op formele en politieke gronden; wellicht belangrijker nog is dat interventies kunnen stuklopen op de cultuur van een land.
Historisch gezien kan er wellicht gesproken worden van een gemeenschappelijke ontwikkeling van Europa, maar als het gaat om de volksaard en gebruiken in een land zijn de verschillen soms groot. Een voorbeeld: wat in Nederland corruptie wordt genoemd, is in zuidelijke landen „handig spelen en elkaar helpen.” Niets mis mee, vindt men. Net zoals bij fusies van bedrijven zijn cultuurverschillen tussen de diverse landen soms het grootste probleem. De euro laten vallen is geen optie, maar bij steunmaatregelen zouden de cultuurverschillen meer meegewogen moeten worden.