Tante Mien ving jarenlang mensen met psychiatrische problemen op
Mensen die in de samenleving buiten de boot vielen, vonden bij haar een gastvrij onthaal. Jarenlang kregen mannen en vrouwen met psychiatrische problemen onderdak in de woning van Mien van Beek in Zeist, De Spelonk van Adullam. De Stichting M. C. van Beek houdt de herinnering aan haar levend.
Lees hier een RD-interview met tante Mien uit 1991.
Onder de titel ”Beschermd wonen bij tante Mien” presenteert de stichting zaterdag in Zeist een boekje. Het geeft een impressie van het leven en werk van Mina Cornelia van Beek (1915-1999), onder meer aan de hand van interviews met mensen die de gedreven vrouw goed hebben gekend.
Het bieden van zorg aan hulpbehoevenden kreeg Mien van huis uit mee. Haar ouders leidden vanaf 1934 in Woubrugge een hervormd rust- en weeshuis. Ouderen en wezen moesten daar het gevoel hebben dat ze onderdeel waren van een warme, hechte familie. Mien werkte er als hulp in de huishouding en verzorgster van de bewoners. Om haar taak goed te kunnen uitvoeren, volgde ze een opleiding ziekenverzorging. Haar verloofde overleed in 1940 aan een hartkwaal.
In 1951 vestigde Van Beek zich met haar ouders in Zeist, waar haar moeder na tien dagen overleed. Ze ging een pension runnen aan de P. C. Hooftlaan, dat ze De Spelonk van Adullam noemde. Het bood onderdak aan onder anderen enkele onderwijzers die geen woonruimte konden vinden en mensen met een visuele beperking, (oud-)cliënten van blindeninstituut Bartiméus.
De blinde Gerrit Kremer herinnert zich dat hij er in 1958 een kleine kamer met opklapbed, stoel en een soort inklapbare tafel kreeg. Van zijn maandloon van 159 gulden ging 110 gulden op aan kostgeld, „anders kwam tante Mien niet uit.” Haar gevoel voor humor bleef hem eveneens bij. „Als ze lachte, kon je het huizenver horen. Zingen deed ze ook graag. Psalmen onder de afwas.”
De stichting schetst in het boek een beeld van een vrouw die sober leefde, met weinig behoefte aan privacy. Haar inkomsten besteedde ze aan de aankoop van nieuwe villa’s in Zeist, waardoor ze meer mensen kon opvangen. Het ging daarbij om een groep die niet zelfstandig kon wonen, maar minder begeleiding nodig had dan de bewoners van De Spelonk.
Vanaf eind jaren vijftig richtten de pensions zich specifiek op de opvang van mensen met psychiatrische problemen. Op den duur had Van Beek verscheidene huizen met in totaal twintig bewoners. Ieder kreeg een taak en werd aangesproken op zijn verantwoordelijkheden en kwaliteiten. Begin jaren zestig was er officieel sprake van een beschermdwonenproject.
De Spelonk van Adullam had een uitgesproken christelijk karakter. De Bijbel was volgens de stichting de grond waarin het werk van tante Mien wortelde. Ze hield de bewoners Bijbelse leefregels voor. Rond de maaltijden werd er gebeden en uit Gods Woord gelezen. Met mensen die steun bij haar zochten, sprak Van Beek veel over „haar Heere.”
Tweemaal werd Van Beek opgenomen in het Christelijk Sanatorium in Zeist vanwege een depressie. Dat motiveerde haar extra om zich uiteindelijk volledig voor mensen met psychiatrische problemen in te zetten. „Wat deze mensen hebben meegemaakt, heb ik meegemaakt. Ik kan ze begrijpen en helpen”, zei ze.
Haar tweede opname had plaats in 1961, na het overlijden van haar vader. In die tijd, waarin ze een serie elektroshocks moest ondergaan, ervoer ze een „diepe geloofscrisis.” Na de zevende shock deed zich een radicale verandering voor. Van Beek zag die niet als resultaat van de behandeling maar als een direct ingrijpen van God.
„In de ochtend kwam God met Zijn woord in mijn ziel. Toen werd ik heel erg blij. De plek waar ik wanhoop had, veranderde in een plaats van vreugde.” Van Beek vond dat ze genezen was. Ruim twee weken later mocht ze het sanatorium verlaten. In haar huizen kregen verscheidene oud-patiënten van deze instelling een warme plek.
Regelmatig had Van Beek contact met ds. R. van Kooten, sinds het moment dat hij in 1978 in Zeist was beroepen. Ze ging graag bij hem naar de kerk en schreef hem brieven. Ooit zei ze tegen hem: „Jongen, wat een kind van God meemaakt, maakt-ie nooit voor zichzelf mee, maar wordt tot een gave voor anderen.”
In het een interview in het boek noemt ds. Van Kooten tante Mien „een vrouw met zelfreflectie die kracht putte uit de preek op zondag. Ze klampte zich vast aan de belofte van God. Dan schreef ze me: Ik zat vreselijk in de duisternis en toen hoorde ik de preek vanmorgen…”
In 1982 bracht Van Beek haar activiteiten op advies van haar boekhouder onder in een stichting, die aanvankelijk De Spelonk van Adullam heette. Zes jaar later bleek het steeds lastiger om te voldoen aan nieuwe regelgeving voor beschermende woonvormen. Ook een geschikte opvolger voor tante Mien diende zich niet aan.
Het bestuur en Van Beek zaten niet altijd op dezelfde lijn. Toen de stichting begin jaren negentig besloot het werk af te bouwen, kocht zij nog een nieuw pand aan.
In 1999 overleed Van Beek op 83-jarige leeftijd. De begrafenis werd geleid door ds. Van Kooten. De enige hulpbehoevende man die toen nog in De Spelonk woonde, vertrok een paar maanden later. Daarmee kwam er begin 2000 een einde aan de opvang.
Voor Corrien van Polen, die in de jaren tachtig leed aan paniekaanvallen en tien jaar in De Spelonk van Adullam woonde, is de herinnering aan tante Mien onvergetelijk. Het huis gaf haar een gevoel van geborgenheid. „Ik ben tante Mien altijd heel dankbaar geweest voor haar hulp. Ze was voor mij als een moeder en hielp me over dingen heen te komen. Dankzij haar kan ik nu wel zelfstandig wonen en kan ik liefde geven.”
www.stichtingmcvanbeek.nl (vanaf zaterdag online) voor onder andere bestellen van het boekje (€ 12,50).
„Mien van Beek was haar tijd ver vooruit”
Tante Mien was een unicum in Nederland. Dat zegt psycholoog drs. Arthur Hegger, voorzitter van de Stichting M. C. van Beek. Hegger (58) maakte begin jaren tachtig kennis met tante Mien. Bij de eerste ontmoeting bood ze hem aan een dag per week bij haar te komen werken, niet als psycholoog maar als huishoudelijke hulp. „Kamers schoonmaken, meehelpen met boodschappen doen. Ik heb het een jaar gedaan.”
Hegger had net een stage bij het psychiatrisch ziekenhuis in Wolfheze achter de rug. Hij was verrast dat Van Beek, die alleen als ziekenverzorger was geschoold, al jaren bezig was met een aanpak waarmee de instelling in Wolfheze nog aan het experimenteren was. „Ze was haar tijd ver vooruit. Het sprak me bovendien aan dat ze haar werk deed vanuit haar geloofsovertuiging.”
Sinds 1993 maakt de psycholoog deel uit van het bestuur van de stichting, die zaterdag een bijeenkomst belegt voor familieleden van tante Mien en oud-bewoners van haar huizen. In het bestuur bleven altijd enkele familieleden van de oprichter –op dit moment twee achternichten– vertegenwoordigd. Uit de verkoop van de huizen ontstond het M. C. van Beekfonds. Daarmee steunt de organisatie jaarlijks diverse projecten voor in totaal zo’n 60.000 euro.
De stichting gaf de afgelopen jaren donaties aan meer dan vijftig initiatieven. Het ging veelal om kleinschalige projecten van onder meer een zorgboerderij, een opvanghuis en een voedselbank. „Vooral initiatieven die vanuit een christelijke levensovertuiging zijn opgezet en net als tante Mien niet de gebaande wegen gaan, kunnen rekenen op steun.”