Advocaat over homozaak: Ruimte voor identiteitsbeleid seksuele moraal heel beperkt
ROTTERDAM – De ruimte voor orthodox-christelijke scholen om op het gebied van de seksuele moraal een eigen beleid te ontwikkelen, is „heel beperkt.”
Dat zegt advocaat S. O. Voogt woensdag in een reactie op het vonnis van de kantonrechter in Leiden in de kwestie rond de homoseksuele docent Duran Renkema (44) van de dr. K. Schilderschool in Oegstgeest.
De rechter oordeelde woensdag dat de school de homoseksuele docent niet mag ontslaan. Voogt is raadsman van de vereniging Gereformeerd Primair Onderwijs West Nederland (GPO-WN), een koepel van 25 gereformeerde basisscholen waar de dr. K. Schilderschool onder valt.
De GPO-WN stelde eerder dat Renkema niet meer kan optreden als „geloofwaardige identiteitsdrager van de grondslag.” Renkema verliet eerder dit jaar zijn vrouw en ging samenwonen met een man.
Opvallend is dat de kantonrechter „heel veel” onder het zogeheten „enkele feit” schaart, betoogt Voogt, die al jarenlang rechtszaken doet op het terrein van botsende grondrechten. De Algemene wet gelijke behandeling verbiedt ontslag op het „enkele feit” van iemands seksuele gerichtheid of burgerlijke staat. Zogeheten „bijkomende omstandigheden” zouden ontslag wel kunnen rechtvaardigen.
„Ik stel vast dat de rechter van mening is dat er heel veel onder dat enkele feit valt”, zegt Voogt. „De docent is bijvoorbeeld nog tijdens zijn huwelijk een relatie aangegaan en met zijn nieuw partner gaan samenwonen. Verder heeft hij zijn keuze om met een man samen te leven aan allerlei mensen verteld, onder wie ouders van leerlingen. Ook heeft hij zijn opvattingen in de pers uitvoerig verdedigd. Maar al die zaken ziet de rechter dus niet als bijkomende omstandigheden die een ontslag alsnog rechtvaardigen. Ik zou zo gauw niet weten wat dan wél een bijkomende omstandigheid is. Je kunt denken aan het feit dat een docent de grondslag van de school belachelijk maakt. Maar dat zal zich niet vaak voordoen.
De rechter stelt dat de docent heeft aangegeven de Bijbelse leer nog ten volle te onderschrijven. De rechter zegt eigenlijk: „De docent zegt dat hij nog altijd gereformeerd is.” Terwijl de school duidelijk stelt dat er verschil van mening is tussen de school en de docent over de seksuele moraal, die deel uitmaakt van de grondslag.”
Komen orthodox-christelijke scholen, die op grond van hun geloofsovertuiging niet willen toestaan dat praktiserende homoseksuelen lesgeven, door de uitspraak van de kantonrechter steeds meer in een lastig parket? Voogt: „Ik vind het moeilijk om daar gelijk een kwalificatie aan te verbinden. Ik stel wel vast dat scholen blijkbaar in veel gevallen dit soort situaties buiten de rechter om kunnen oplossen. De discussie over dit thema speelt al sinds de invoering van de Algemene wet gelijke behandeling in 1994. Die wet raakt de vrijheid van scholen om een eigen identiteitsbeleid op het gebied van de seksuele moraal handen en voeten te geven. Er was weinig jurisprudentie over de vraag wat nu onder het enkele feit valt en wat niet. De kantonrechter in deze zaak blijkt veel onder het enkele feit te scharen.
De uitspraak is in lijn met uitspraken van de Commissie Gelijke Behandeling van de laatste jaren en ook met de huidige discussie in de politiek over dit thema. Veel politici dringen aan op de afschaffing van de enkelefeitconstructie, zodat een school onder geen enkele omstandigheid een homoseksuele docent op basis van de grondslag van de school kan ontslaan.”