Een nier afstaan aan een vreemde
EDE – Een wanhopige moeder die van wachtkamer naar wachtkamer liep. Ze vroeg mensen of ze zich wilden laten testen: haar kind was aan het sterven en had direct een nieuwe nier nodig.
Het ziekenhuisbezoek is Pien van der Hoff-Visser altijd bijgebleven. Bijna veertien jaar later, in april 2009, stond ze een van haar nieren af aan een onbekende jongeman. „Samaritaans doneren, wordt het genoemd: doneren uit barmhartigheid aan iemand met wie je verder geen enkele relatie hebt. De psychiater met wie ik tijdens de vooronderzoeken een gesprek had, zei: Ik krijg hier alleen maar christenen.”
Van der Hoff was in 1995 met haar twee jaar oude dochtertje naar het UMC Groningen gereden omdat de peuter met spoed geopereerd moest worden aan een aangeboren nierafwijking. „De blik in de ogen van die moeder, de wanhoop waarmee ze van wachtkamer naar wachtkamer ging, het liet me niet meer los. Ik zei tegen mijn man dat als het mogelijk was, ik daar ooit iets in wilde betekenen.”
Ze belde naar een ziekenhuis, maar de mogelijkheden voor Samaritaans doneren waren destijds beperkt. Later werd, tijdens een onderzoek vanwege een hartritmestoornis geconstateerd dat bij een van haar nieren een extra slagader aanwezig was. „Ik vroeg wat dat betekende. De radioloog zei: Stel dat u ooit een nier zou doneren, dan houdt u een goede nier over.”
„Dat sloot aan bij die gebeurtenis van lang geleden in Groningen. Ik besloot de stap te zetten en heb me opgegeven bij het UMC St Radboud in Nijmegen. Na een reeks lichamelijke onderzoeken kreeg ik groen licht.
Op de operatiedag was ik heel rustig; mijn man zat meer in spanning. ’s Morgens om acht uur ging de nier bij mij eruit; drie uur later werd hij bij een jonge man getransplanteerd. Die kon daardoor stoppen met dagelijks dialyseren. Ik heb op die ochtend in april iets wezenlijks weggegeven, maar er erg veel voor teruggekregen: iemand een tweede leven kunnen geven, is geweldig.
Ik heb er geen behoefte aan om te weten aan wie ik de nier gegeven heb. ’k Heb aangegeven dat hij contact met me mag opnemen als hij dat wil, maar dat is tot nu toe niet gebeurd.”
Van der Hoff (50) is moeder van vijf kinderen en pleegmoeder van vijf andere, predikantsvrouw –haar man dient een baptistengemeente in Ede– en docente Engels op een vmbo-school. Een druk bestaan. „Maar ik was heel snel weer op de been en voelde me super.”
De ingreep is haar „100 procent meegevallen”, zegt Van der Hoff. „Als moeder van een groot gezin kan ik me ook niet permitteren om lusteloos op de bank te gaan zitten.”
Ze kent de verhalen van mensen die na het afstaan van een orgaan met langdurige vermoeidheid of andere lichamelijke klachten kampten. Toch nam ze het risico. „Ik was ervan overtuigd dat ik dit moest doen; dat het goed was. Veel mensen in christelijk Nederland vinden dit een spannend onderwerp: Mag dit? Is dit Gods wil? Van wie is het lichaam?
Het is goed dat kerken daarover bezinningsbijeenkomsten houden. Pasklare antwoorden zijn er zomaar niet. Zelf had ik er zekerheid over. Dit heeft alles met onze christelijke levensovertuiging te maken: wat je hebt, delen met een ander; niet alleen een jas, maar ook een nier.”
Stichting Donor Ja! wil dat binnen twee jaar de wachtlijst voor een donororgaan beduidend korter wordt. „Niet door te wachten tot de wet aangepast is om een nieuw systeem van registratie in te voeren, want dan kun je wachten tot je een ons weegt.” Belangrijker is een mentaliteitsverandering, vindt de stichting, die daarom vandaag een „nationale actie” aankondigde en de donor-app presenteerde die vanaf 11-11-2011 gratis te downloaden.
De stichting ontwikkelde eerder een Donorkaart.