Televisie: Hebben we kinderen geleerd vreemdelingschap te beoefenen?
Zestig jaar televisie in Nederland. Onvoorstelbaar hoe snel het medium in ons land beeldbepalend geworden is.
Mijn eerste herinnering is niet best. Moeder had gewaarschuwd: Denk erom, je mag niet kijken. Maar hoe gaat dat als je een jaar of vijf bent? Op een regenachtige namiddag toch meegegaan met een vriendinnetje. Ik weet nog hoe ik de beelden indronk. Totdat er plotseling een vliegtuig op het scherm verscheen dat met grote snelheid op me afkwam. Acuut voelde ik me niet goed, werd bleek, kreeg hoofdpijn. Ik wilde naar huis. „Hij is ziek geworden”, zei de moeder van het vriendinnetje. „Ik denk dat ik weet wat het is”, zei mijn wijze moeder, „het gaat vast zo weer over.” En na een pedagogisch gesprek knapte ik weer snel op.
Mijn tweede herinnering is evenmin positief. December 1962, de begrafenis van prinses Wilhelmina, wordt uitgezonden en door velen bekeken. Bij mijn vriendje hebben ze geen tv. Zijn moeder gaat bij de buren kijken, met haar zoon. Zijn vader zegt: „Wij blijven thuis, Wim.” Ik denk: graag! Stel dat er weer een vliegtuig uit de kast komt.
Ten slotte nog een derde herinnering. Na zijn trouwen schaft een jonge vent uit mijn omgeving een televisietoestel aan, tot groot verdriet van zijn ouders. Vooral zijn vader heeft het er moeilijk mee. Op verjaardagen zorgt hij ervoor altijd met zijn rug tegen de kast te zitten. Hoewel echt niet wereldvreemd, ligt het voor hem erg gevoelig om de blauwe vogel –zo wordt de tv spottend aangeduid– in het gelaat te staren.
Digidoos
Met belangstelling heb ik de artikelen in het RD gelezen. Zo’n 40 procent van de lezers heeft inmiddels tv; 30 procent kijkt met enige regelmaat via internet. Ik moet bekennen dat ik tot de overblijvende 30 procent behoor: ik kijk in principe niet. Nog steeds trek ik zelfs voor grote gebeurtenissen zoals de begrafenis van een Oranje de kijkkast niet uit de digidoos. Speelt het vliegtuig nog steeds parten, of mijn opvoeding? Ik vind het gewoon zonde van mijn tijd.
In ons huwelijk is het al of niet aanschaffen van televisie nooit aan de orde geweest. Een christen wil immers niet verbonden zijn met een riool waar alle vuil doorheen spoelt. En baas blijven over de knop, daar geloofden wij niet in.
Nog een herinnering. Ooit leidde ik een bejaardenreis. Tijdens die week voerde ik gesprekken met een, zo dacht ik, godvrezende dame. Later vertelde ze dat ze tv had, ter bestrijding van de eenzaamheid. Daarmee zakte ze voor mij, arrogante jongen als ik was, door het ijs: godvrezend en tv? Dat kan niet samen!
Effecten
Wat is er veel veranderd, de afgelopen decennia. Het spreken over tv-programma’s was dertig jaar geleden not done op school. Nu is tv-bezit zo algemeen dat het vermijden ervan bijna kunstmatig lijkt. Ik ben blij dat docenten het medium niet meer negeren, maar op een positieve manier insteken op verkeerd kijkgedrag en negatieve films. Reken maar dat jongeren alles zien en met elkaar bespreken, van sportuitslagen op zondag tot lady Gaga toe. Vertwijfeld vraag ik me wel eens af of die jongeren bij wie thuis om principiële redenen geen tv-toestel staat, nog wel de ruimte ervaren om daarvoor uit te komen.
Als ik zie hoe jongeren met tv en speelfilms omgaan, slaat me de schrik om het hart: Welke effecten heeft dit op hun geloofsbeleving? En, opnieuw: Kan dit kijkgedrag samengaan met de vreze des Heeren? Tegelijk kan ik een andere vraag niet bedwingen: Hebben wij als gezindte er wel goed aan gedaan om tv categorisch af te wijzen?
Vreemdelingschap
Ook in mijn gemeente gaan jongeren kritiekloos over op het kijken van speelfilms. Ik heb er m’n twijfels over of de knop daadwerkelijk omgezet wordt bij godslasterlijke taal of seksuele scènes. Ik zie dat het, tezamen met het hele mobiele en digitale gebeuren, ontzettend veel tijd opslokt, tijd die niet besteed kan worden aan de omgang met God en Zijn Woord. Ik zie dat het de geest boeit en het gedrag beïnvloedt, dat interesses verschuiven en de wereld steeds meer zijn intrede doet in hart en hoofd van hen die vreemdeling op aarde behoren te zijn.
Wat hebben wij verkeerd gegaan, dat die wereld zo kritiekloos omarmd wordt? Hebben we onze jongeren wel de juiste ogen gegeven om te oordelen tussen goed en kwaad? Had ik als vader toch samen met mijn kinderen moeten kijken naar tv-programma’s om te leren de kwade geesten te onderscheiden? Hadden we meer wapens in handen moeten geven om de strijd met het boze aan te gaan? Hadden we hen meer mee moeten nemen de wereld in, om hun daar te leren de vreemdelingschap te beoefenen? Waren minder regels en meer vorming niet beter geweest? De belangrijkste vraag is: Zijn wij voldoende een leesbare brief van Christus geweest en waren onze keuzes zichtbaar verbonden met een leven met Hem?
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl