Standaardwerk haalt geschiedenis lutheranen uit de schaduw
Een standaardwerk dat de geschiedenis van de lutheranen in Nederland uit de schaduw haalt. Dat is het vuistdikke boek ”Lutheranen in de Lage Landen”.
In de 16e eeuw was het onder lutheranen de vraag of de lutherse kerk niet geplant moest worden onder „calvinsten en andere rotten en secten.” Het is typerend voor het dramatische gegeven dat de lutherse en calvinistische stromingen zich niet hebben kunnen voegen in één ongedeelde reformatorische beweging.
In de Nederlanden waren de lutheranen vooral geconcentreerd in Antwerpen. Na de val van de stad voor het Spaanse gezag in 1585 trokken de leden van de lutherse gemeente vooral naar het gewest Holland. Het waren overtuigde belijders van de Augsburgse Confessie die zich in calvinistische kring niet thuis voelden. De leer aangaande het avondmaal was een scharnierpunt inzake de verschillen.
Het boek ”Lutheranen in de Lage Landen” beschrijft minutieus de wordingsgeschiedenis van de lutherse gemeenschap en de verdere ontwikkeling ervan in de gemeenten. De ondertitel is terzake: ”Geschiedenis van een godsdienstige minderheid”. De gereformeerde kerk alhier was de erkende, de lutherse kerk de gedoogde en, hoewel dat van plaats tot plaats verschilde, de miskende.
Vrijzinnigheid
Hoewel de lutherse stroom zich terzijde van de calvinistische voortbewoog, deden zich toch parallelle ontwikkelingen voor. Gereformeerde synoden besloten telkens (1578, 1581, 1586) dat er naast de psalmen geen gezangen mochten worden gezongen in de gemeenten. Een bewijs dat het dus wel gebeurde. In lutherse gemeenten ging het om de liederen van Luther.
Wezenlijker is dat vanaf het begin van de zeventiende eeuw arminianen en lutheranen sympathie hadden voor elkaar. Men stemde overeen in gevoelen aangaande de leer van de uitverkiezing en in lossere binding aan de belijdenisgeschriften. Bij de lutheranen ontwikkelde zich overigens, na de (gereformeerde) Synode van Dordt, ook een stroming die een striktere binding aan de (eigen) Augsburgse Confessie voorstond. Op den duur manifesteerde zich ook de vrijzinnigheid binnen de lutherse veste.
Nochtans werden er ook pogingen ondernomen voor samengaan van lutheranen en gereformeerden: Samen op Weg avant la lettre. Van Lutherse zijde werd dat gestimuleerd door Joannes Duraeus (1595-1680). Dat vond weerklank bij de provinciale synode van Utrecht en werd ondersteund door niemand minder dan de Utrechtse hoogleraar Gijsbertus Voetius.
Voetius maakte wel de kanttekening dat hij de „roomsche praktijken” bij de lutheranen niet kon meemaken, maar de overeenkomsten tussen lutheranen en gereformeerden –hij formuleerde er 65– waren zijns inziens toch zo groot dat men elkaar moest liefhebben en op geschilpunten moest verdragen. Veel roomse praktijken waren verwijderd en gebruik van een ouwel bij het avondmaal kon hij wel verdragen. Aan het eind van de 17e eeuw pleitte een lutherse kunstschilder, Zacharias Webber, in het pamflet ”Geneesmiddel voor de breuke Israëls” opnieuw voor vereniging.
Scheuring
In plaats van tot vereniging met gereformeerden kwam het echter tot een scheuring bij de lutheranen zelf. De weerstand tegen de door de verlichting gestempelde, vernieuwingsgezinde dominees nam toe. Zo ontstond in 1799 het Hersteld Evangelisch-Luthers Kerkgenootschap, dat bij algemeen reglement in 1822 erkenning kreeg naast het Evangelisch-Lutherse Kerkgenootschap. Kenmerkend was de binding aan Augsburg. Geestelijk was er een piëtistische onderstroom.
Maar ook hier niets nieuws onder de zon. Herman Friedrich Kohlbrugge kwam in conflict met de hersteld lutherse kerk toen hij ds. Uckerman, een van de opstellers van het algemeen reglement, hoorde preken over Joh. 16:15. Tot zijn ontzetting hoorde hij hoe vrijzinnig de preek was. Toen Kohlbrugge weigerde zijn bezwaren in te trekken, werd hij als proponent ontslagen. Hij bedankte voor de hersteld lutherse kerk. Toen hij zich overigens bij de hervormde gemeente van Utrecht aanmeldde, begeerde men daar geen „uitvaagsel”.
En uiteindelijk: „In de negentiende eeuw kregen beide lutherse kerkgenootschappen te maken met moderne inzichten.” In 1908 signaleerde een verlichte voorzitter van de (niet-herstelde) synode zelfs „een allernoodlottigste beweging, een sterk confessionalisme, onevangelisch, onchristelijk, onprotestants.”
Samen op Weg
Men had elkaar echter, ondanks fundamentele tegenstellingen, nooit uit het oog verloren. In 1802 kwam de eerste poging tot toenadering. Die was tot mislukken gedoemd. Een lange weg volgde. „Als de visch niet bijten wil, is ’t vruchteloos den angel in het water te werpen”, verzuchtte een luthers predikant in 1902, bij een initiatief van de hersteld lutherse gemeente van Amsterdam. Men moest geduld hebben.
Het duurde tot 1952 –anderhalve eeuw later– voordat de beide kerken zich alsnog herenigden. En uiteindelijk verenigden ze zich beide met de Gereformeerde Kerken en de Nederlandse Hervormde Kerk in 2004, nadat men uiteindelijk, uit noodzaak om te overleven, halverwege met nog slechts 20.000 leden aansluiting had gezocht bij het Samen op Wegproces.
De beschrijving van het verzet tegen de deelname van de lutheranen en het geding rondom de Augsburgse Confessie is naar mijn oordeel te mager en te weinig onderbouwd.
Uit de schaduw
Het vuistdikke boek ”Lutheranen in de Lage Landen” mag een standaardwerk heten, op en top gedocumenteerd. Meer dan ooit is de geschiedenis van de lutheranen hier te lande uit de schaduw gehaald.
Ik scrolde slechts langs de kerkelijke lijnen. Over de gemeenten afzonderlijk, de verhouding tot de overheid en de politiek (het nationaal socialisme), het aftreden van de radicaal socialistische ds. Domela Nieuwenhuis (met Kohlbrugge ”miracule dictu” een van haar grootste dienaren”, volgens prof. C. W. Mönnich), de theologische opleiding(en) en de hoogleraren, zouden eveneens boeiende artikelen te schrijven zijn.
De kerkelijke geschiedenis blijkt zich telkens te herhalen. Er is niets nieuws onder de zon. Als zodanig heeft dit boek een spiegelwerking. Wie zich er ook vandaag aan spiegelt, spiegelt zich niet zacht maar hard.
Boekgegevens
”Lutheranen in de Lage Landen. Geschiedenis van een godsdienstige minderheid”, door K. G. van Manen (red.); uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2011; ISBN 978 90 239 2618 4; 810 blz.; € 49,90.