Pascals droevige geloof
De ”Pensées” van Blaise Pascal brengen mensen waar ze liever niet komen: in hun eenzaamheid en wanhoop.
Er zijn boeken die je leest voor de ontspanning. De ”Pensées” van de Franse denker Blaise Pascal horen hier niet bij. Pascal lezen is geen comfortabele bezigheid, maar een voortdurend geconfronteerd worden met de trieste situatie waarin de mens verkeert. Zijn biograaf, de Poolse filosoof Leszek Kolakowski, heeft Pascals godsdienst daarom een „sad religion” (droevig geloof) genoemd. Wat je hoort klinkt vaak als klacht, als de droevige melodie van een gambaspeler die door niemand wordt gehoord (W. J. Otten).
Pascal geniet bekendheid als groot ontdekker en wetenschapper, en als stilist – de ‘Bach’ van de Franse taal. Van groter belang nog zijn zijn inzichten over God en mens. Ze tonen een diep inzicht in de werkelijke situatie van de mens, en in alle middelen die worden aangewend om deze situatie te vergeten of te verdoezelen. Er is een essaybundel verschenen, waarin Pascal als religieus denker voor het voetlicht treedt.
Bochel in het voorwiel
Eerst moet een misvatting over hem uit de weg worden geruimd. Velen denken dat de ”Pensées” een rationele onderbouwing van het christelijk geloof zijn; een ultiem bewijs dat geloof en rede niet met elkaar in strijd zijn, maar dat je beide op één lijn kunt krijgen. Dat is een misvatting. De ”Pensées” laten juist zien dat geloof en rede van een totaal andere orde zijn.
Eerst al de vorm van de ”Pensées” maakt dat duidelijk. Otten spreekt van een „doos vol losse, ongepubliceerde notities, aforismen, halfvoltooide vertogen, opzetjes, onbegonnen gedachtengangen.” Komt ons spreken over God en mens ooit verder dan dat?
Ook inhoudelijk is er geen sprake van een traditionele apologetiek met redelijke godsbewijzen. Pascal ziet scherp in dat de mens „vooringenomen” leeft. Hij wordt bepaald door iets wat aan de rede voorafgaat: het hart, dat eigen ‘redenen’ heeft. Arjan Plaisier schrijft: „In het hart worden de levenskeuzes gemaakt, welke die ook zijn. Omdat de mens hart is, is hij ”georiënteerd”, voorgesorteerd.” Dat heeft gevolgen voor evangelisatie en apologetiek. Plaisier: „Mensen zullen niet op grond van redelijk inzicht christen worden.”
Net als later Kierkegaard in de negentiende eeuw is Pascal een denker die in de marge staat van de hoofdstroom van de moderne filosofie. Deze streeft naar een sluitend systeem van rationele waarheden, waarmee de existentiële nood van de mens wordt miskend. Een filosofie die alles kloppend wil maken, ziet de ”bochel in het voorwiel” niet. Overigens: geldt dat ook niet voor een rationele theologie die alles kloppend wil maken? Wat is theologiseren anders dan filosoferen over God en mens in het licht van de Bijbelse openbaring?
Ter dood veroordeeld
Pascal ziet die slag in het voorwiel, de existentiële nood van de mens, beter dan wie ook. „Als ik besef hoe blind en ellendig de mens is”, schrijft hij, „wanneer ik heel het zwijgende heelal aanschouw en zie hoe de mens zonder inzicht als een verdoolde in deze uithoek van het universum aan zichzelf is overgelaten, zonder te weten wie hem daar heeft neergezet, wat hij er komt doen, wat er van hem zal worden als hij sterft, zonder in staat te zijn ook maar iets te weten, dan bevangt me een gevoel van ontzetting, zoals iemand die men in zijn slaap naar een afschrikwekkend en onbewoond eiland heeft vervoerd en die wakker wordt zonder ergens van af te weten en zonder een mogelijkheid om daar weg te komen. En dat verbaast mij, dat men niet vertwijfeld raakt door zo’n ellendige toestand.”
Elders vergelijkt Pascal de mens met een ter dood veroordeelde. „Stel u een aantal geketende mensen voor die allen ter dood veroordeeld zijn. Iedere dag worden er onder de ogen van anderen enkele omgebracht. De overblijvenden zien aan wat er met hun lotgenoten gebeurt wat hun zelf te wachten staat. Vol smart en wanhoop kijken ze naar elkaar en wachten hun beurt af. Dit is het beeld van de menselijke situatie.”
Zodra mensen beseffen dat ze bestaan, aldus Otten in zijn opstel, komen ze te weten dat dit maar tijdelijk is. Onherroepelijk zullen ze weer verdwijnen. Dat besef jaagt hun angst aan. Mensen hebben er daarom alles voor over om hun „volstrekt molecuul-achtige nietigheid” maar te vergeten. Otten: „Ze omarmen alles wat hen de illusie van eeuwig leven, genezing, levensverlenging, vergetelheid, verlossing geeft, en kunnen daar al heel snel niet meer buiten – en dat is voor Pascal dan ook het allesoverheersende schouwspel van de moderniteit die hij met profetische precisie voorzag: een wereld verslaafd aan remedies en middelen, (…) een mensheid verslaafd aan een stelsel van dagelijkse genietingen en ad-hoc spiritualiteiten. En juist ook religie, en wel heel speciaal de christelijke, kan een dergelijke troostsmoezen- en quasi-spirituele genietingen machine zijn.”
Verdoving
Pascal merkt dat mensen zich sinds de zondeval in een toestand van spirituele verdoving houden. Ze zijn, nog eens met Otten, „geheel uit vrije wil, een soort fuik van geneugten binnen gezwommen, om de wijde wanhoop, van de conditie waar zij wérkelijk in verkeren, niet te hoeven ondergaan.”
Er bestaat een godsdienstige cultuur waarin de grondhouding er een is van vreugde om het bestaan; een dankbaarheid om de goedgunstigheid van het leven waarin je mag delen. Zeg maar een positief, opgewekt christendom.
Er bestaat ook een godsdienstige cultuur die begint bij de verlorenheid van mensen, en bij de ontzetting als men daarmee wordt geconfronteerd. Dat is de „droeve” religie van Pascal.
Otten formuleert treffend: „Pascal wil de mensen hun wanhoop teruggeven.” En Te Velde zegt: „Wat we hier zien is in ieder geval geen religie als troost en vertroosting: geen zachte pleister op de wonde; integendeel, het religieuze moment bij Pascal ligt eerder in het besef van het schrijnen van de wond.”
Boekgegevens
”Pascal als religieus denker”, door Rudi te Velde (red.), met bijdragen van Bert Blans, Willem Jan Otten, Ad Peperzak, Arjan Plaisier, Rudi te Velde; uitg. Klement/Pelckmans, Zoetermeer, 2011; ISBN 978 90 8687 086 8; 118 blz.; € 17,95.