Kansel in Leeuwarden is niet die van Brakel
LEEUWARDEN – In de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden stapt een oude dame over de drempel. Ze is als een duif in ’t zilverwit. Komt ze voor Brakel misschien, die hier ooit stond? „Brakel? Dy man kin ik net hjer, der haw ik nea fan heart.”
Bij het gastenboek branden wat kaarsjes, als herinnering, als vorm van troost, of voor iemand die het nodig heeft: „Lieve moeder Maria, geef mij wijsheid.” En: „Us mem is nei har hemelske Heit gong.”
Dit is met recht een kerk als „verbeelding van de dromen der geslachten” (Buskes). Stijve stoelen staan, strak in het gelid, op een vloer van oude zerken. Een ouder echtpaar zit in het middenschip zorgelijk voor zich uit te kijken, een zwarte hond aan hun voeten.
Wat een vreugde zal er in deze helderwitte ruimte zijn beleefd, wat een leed ook geleden. Hoeveel tranen zijn hier geschreid. Hoevele malen klonk hier het psalmgezang der vromen, als een stem van vele wateren.
Gids Wijtze Woudwijk leidt een paar toeristen rond. Hij wijst hier en daar, naar het glazen liturgisch centrum uit 2003, ook wel naar omhoog, naar het orgel van Christian Müller, of naar de hoge ramen waardoor het middaglicht naar binnen valt.
Leeuwarden was Brakels vierde gemeente. In november 1673 deed hij intrede in de Grote Kerk. Leeuwarden was zijn geboortestad en telde in die dagen tussen de 15.000 en de 20.000 inwoners. De stad had toen liefst zes predikanten. In de Grote Kerk werden iedere zondag drie diensten gehouden, twee in de (inmiddels afgebroken) Galileërkerk en twee in de (tot theater verbouwde) Westerkerk.
Er is in de Grote Kerk nauwelijks nog iets dat aan Brakel herinnert. Woudwijk wijst naar het predikantenbord. Daarop staat zijn naam: „W. Brakel; van Harlingen, 1673 – naar Rotterdam, 1683.” Verder is er niets uit zijn tijd. Ook de kansel niet. Velen menen wel, zegt Woudwijk, dat dit de kansel is van Wilhelmus à Brakel en van Johannes Bogerman (die hier ook heeft gestaan), maar dat is niet juist. „Deze kansel is van later datum.”
De vloer is één groot veld met grafstenen, vol spreuken en familiewapens. De stenen dateren meest uit de zeventiende eeuw, de tijd van Brakel dus. Het verdriet lijkt er inmiddels uit weggespoeld.
Bij de laatste kerkrestauratie zijn alle graven leeggehaald, om plaats te maken voor vloerverwarming. De overblijfselen werden herbegraven in een massagraf op de oude begraafplaats van de stad.
In de kerk staat ook een graftombe van de Friese Nassaus. Wat Woudwijk ook moet laten zien is de ”koningskraak”, een galerijtje schuin tegenover de preekstoel, met daarop de vorstelijke kerkbank voor de Friese stadhouder met zijn hofhouding. „De kraak hangt net iets hoger dan de kansel, waardoor de stadhouder op de predikant kon neerzien. Kwestie van standsverschil. Niemand die eraan dacht dat de organist nog wat hoger zat.”
Volgens Abraham Hellenbroek heeft Brakel „met onuitsprekelijke vrucht” in Leeuwarden gearbeid. „Des Heeren volk, wandelende in de vreeze des Heeren en in de vertroosting des Geestes, werd zeer vermenigvuldigd.”
Toen Brakel in 1683 vertrok naar Rotterdam had hij 21 jaar in de provincie Friesland het Woord bediend.
Wilhelmus à Brakel overleed op 30 oktober 1711. Naar aanleiding van zijn 300e sterfjaar bezoeken we de vijf gemeenten die hij diende. Vrijdag deel 5: Rotterdam.