Herhaling van Shalitdeal is beslist niet zeker
De uitwisseling van de Israëlische militair Gilad Shalit tegen Palestijnse gevangenen was deze week een mooi moment. Maar het is de vraag of zo’n ruil een tweede keer zal plaatshebben. De deal is namelijk niet onomstreden en er is sprake van regels die herhaling kunnen blokkeren.
De meerderheid van de Israëlische bevolking is positief over de ruil, maar de prijs blijft buitenproportioneel. De Joodse militair werd geruild tegen honderden Palestijnse gevangenen.
Het is niet voor het eerst dat Israël buitenproportionele deals sluit. Na de Sinaïcampagne in 1956 droeg Israël bijvoorbeeld 5500 Egyptische soldaten over, in ruil voor 4 Israëlische krijgsgevangenen. Ook na andere oorlogen bleven de verhoudingen scheef. Het verschil is dat het destijds ging om krijgsgevangenen, en niet om terroristen die burgers trachtten te treffen.
In 1985 wisselde Israël echter wel terroristen uit. Met de terreurbeweging van Achmed Jibril werden 1150 terroristen geruild tegen 3 soldaten. Daarna slaagden ook andere partijen erin grote aantallen gevangenen vrij te krijgen tegen kleine aantallen Israëliërs. In 2004 bijvoorbeeld ruilde Israël 430 gevangenen met Hezbollah voor de zakenman Elchanan Tannenbaum en 3 gesneuvelde soldaten. Toch betaalde Israël relatief gezien nooit zo’n hoge prijs als voor Gilad Shalit.
Brief
Het uitgangspunt is dat de staat Israël zijn uiterste best doet soldaten niet achter te laten bij de vijand. Israël is dit principe bij Shalit nagekomen. Er waren echter twee argumenten tegen de vrijlating van 1027 Palestijnse gevangenen in ruil voor Gilad Shalit.
Ten eerste is uit eerdere ervaringen bekend dat een deel van de gevangenen weer terugkeert naar terreur. Volgens Almagor, de Israëlische organisatie van terreurslachtoffers, hield bijna de helft van de 238 personen die na de Jibrildeal naar de Westelijke Jordaanoever terugkeerden, zich opnieuw bezig met terreurdaden. Oud-politicus Tzachi Hanegbi schreef gisteren in The Jerusalem Post dat enkele tientallen Israëliërs werden vermoord bij aanslagen die werden uitgevoerd door terroristen die bij de Tannenbaumdeal werden vrijgelaten.
Voor het Israëlische kabinet was het dan ook niet gemakkelijk om over een gevangenenruil met Hamas te beslissen. Drie ministers stemden tegen de uitwisseling: Avigdor Lieberman (Buitenlandse Zaken), Moshe Ya’alon (vicepremier) en Uzi Landau (Nationale Infrastructuur). Ya’alon zei te verwachten dat de huidige rust in Judea en Samaria –de Joodse namen voor de Westelijke Jordaanoever– door de ruil ten einde zal komen.
Een tweede argument tegen de vrijlating is dat veroordeelde Palestijnen op deze manier hun straf ontlopen. Premier Netanyahu schreef in een brief aan familieleden van de terreurslachtoffers: „Ik weet dat de prijs voor u zeer zwaar is. Ik begrijp hoe moeilijk het is n dat kwaadaardige mensen die verschrikkelijke misdaden tegen uw geliefden pleegden, niet de volle prijs betalen die ze verdienen.”
Shin Bet
Toch wilde het kabinet de deal doorzetten. Slechts 3 van de 26 ministers stemden tegen. Het hoofd van de veiligheidsdienst Shin Bet, Yoram Cohen, ging akkoord met de deal, omdat een groot deel van de terroristen zich niet op de Westelijke Jordaanoever mag vestigen, van waaruit ze gemakkelijker opnieuw aanslagen kunnen voorbereiden dan vanuit de Gazastrook, Egypte of andere landen.
De druk op de Israëlische regering was groot. De familie Shalit en hun vrienden bleken een zeer succesvolle publiciteitscampagne te hebben gevoerd. Mogelijk kon Hamas daardoor zijn eisen opvoeren.
Ook de verdwijning van navigator Ron Arad ligt de Israëliërs nog vers in het geheugen. Deze luchtmachtmilitair werd in 1986 in Libanon gevangengenomen, nadat zijn vliegtuig neerstortte. Er werden foto’s en een brief van hem gepubliceerd, maar sinds mei 1988 ontbreekt van hem ieder spoor. Hij gold als een voorbeeld van iemand die had kunnen worden gered, maar waarbij de staat faalde hem terug te halen.
Arad was niet de enige militair die verdween. Vijf andere Israëlische soldaten gelden nog steeds als vermist: Guy Hever (sinds 1997) en Majdy Halabi (sinds 2005) en de drie van de Slag van Sultan Yakub in Libanon uit 1982: Yehuda Katz, Zvi Feldman en Zachary Baumel.
Ook de vader van Zachary Baumel zette zich in voor zijn zoon. Maar anders dan Noam Shalit zag Yona Baumel zijn zoon nooit terugkeren; hij overleed in 2009, nadat hij de hele wereld had afgezocht naar informatie over Zachary.
Toekomst
De vraag blijft hoe buitenproportionele deals in de toekomst worden voorkomen. Ten eerste zal het Israëlische leger uiteraard alles op alles zetten om herhaling te voorkomen. Dat betekent dus dat het bij de Gazastrook extra waakzaam is.
Verder kunnen er regels worden ingevoerd. Volgens defensieminister Ehud Barak heeft een comité onder leiding van oud-president van het hooggerechtshof Meir Shamgar richtlijnen opgesteld voor de uitwisseling van gevangenen. De commissie heeft nog nooit een rapport gepubliceerd. Het ligt voor de hand dat ze alsnog progingen onderneemt tot evenwichtige verhoudingen te adviseren.
Het is mogelijk dat de regering in de toekomst de aanbevelingen aanvaardt. Commentator Andrew Friedman riep donderdag in The Jerusalem Post op tot een publiek debat over de richtlijnen, „want uiteindelijk is het de Israëlische samenleving die de prijs betaalt voor toekomstige uitwisselingen van gevangenen.”
Indirect overleg tussen Israël en Hamas
Israël en Hamas hebben onderhandeld over de uitruil van gevangenen. Maar wel indirect. Egyptische onderhandelaars hielpen beide partijen.
Na zes vergaderingen afgelopen zomer in Egypte stelden de Egyptenaren een document op waarin beide partijen zich konden vinden.
De contacten konden worden gelegd omdat de Israëlische onderhandelaar David Meidan ook oog had voor het informele circuit. Meidan maakte gebruik van de contacten die de Joodse vredesactivist Gershon Baskin de afgelopen jaren met Hamas onderhield. Deze informele contacten leidden tot een document dat kon dienen voor verdere onderhandelingen.
Informele contacten worden onderhouden door academici, diplomaten en anderen. Ze krijgen meestal weinig of geen media-aandacht en soms vinden ze zelfs plaats in het diepste geheim. Ze ontmoeten elkaar in andere landen, in zones op de Westoever waar zowel Israëliërs als Palestijnen mogen komen, en in Oost-Jeruzalem. Palestijnen van de Westoever moeten overigens wel permissie krijgen van het Israëlische leger om Jeruzalem binnen te komen.
Het was niet de eerste keer dat informele contacten leidden tot een doorbraak. In de jaren negentig van de vorige eeuw hadden Israëliërs en Palestijnen contacten met elkaar in Oslo, die leidden tot de Osloakkoorden. Deze bepaalden dat Palestijnen autonomie kregen in de Gazastrook en delen van de Westelijke Jordaanoever.
De afgelopen jaren is er vrijwel geen onderwerp geweest waar Israëliërs en Palestijnen niet over gesproken hebben. De gesprekken hebben zelfs geleid tot gedetailleerde vredesplannen, zoals het Ayalon-Nusseibeh-plan van 2002 en het Genève-initiatief van 2003. De plannen zijn nooit door de regeringen geaccepteerd en dus nooit uitgevoerd.
De vrijlating van Shalit heeft echter weer laten zien hoe essentieel deze informele contacten kunnen zijn. Uit die gesprekken blijkt ook dat de kloof tussen beide partijen misschien toch niet zo onoverbrugbaar als veel politici zeggen.