Libische staat moet compleet op de schop
Met de dood van de Libische leider Muammar Gaddafi is een einde gekomen aan 42 jaar dictatuur. De grote vraag is hoe het nu verder moet met het Noord-Afrikaanse land. Eén ding is zeker: de staatsstructuur moet van de grond af worden opgebouwd.
Een revolutie beginnen is één. Een land vervolgens weer ordentelijk op de rails krijgen, is nog iets heel anders.
Dat ervoeren de inwoners van diverse Arabische landen de afgelopen maanden maar al te pijnlijk. Neem een land als Egypte, waar president Hosni Mubarak begin dit jaar werd verdreven. Blijdschap alom onder de bevolking. Maar toen kwam de vraag: hoe gaat de toekomst van het land eruitzien? Het voorlopige antwoord is: parlementsverkiezingen in november en presidentsverkiezingen begin volgend jaar.
Maar daarmee zijn de problemen bepaald nog niet opgelost. Hernieuwde protesten op het Tahrirplein in Caïro en uit de hand gelopen betogingen van koptische christenen zijn slechts enkele van de symptomen van een maatschappij die decennialang met geweld, corruptie en vriendjespolitiek in het gareel is gehouden en nu niet goed raad weet met haar nieuwe vrijheid. Om nog maar niet te spreken van de dreigende opkomst van de fundamentalistische moslimbroederschap – met alle gevolgen van dien.
Een beproefde tactiek van dictators is het ontstaan van een deugdelijk functionerend maatschappelijk middenkader zo veel mogelijk tegen te gaan. Sterke structuren keren zich immers maar al te gemakkelijk tegen de zittende machthebbers. Dus liever maar alles in eigen hand, of de handen van welgezinde vrienden houden. Met als gevolg dat met het wegvallen van de heerser plotseling blijkt dat het land totaal ongeorganiseerd is.
Stammenstructuur
Zo ook in Libië. Meer dan veertig jaar lang wist Gaddafi de vorming van politieke partijen en maatschappelijke organisaties tegen te gaan. De oppositie bestond voornamelijk uit Libische dissidenten in het buitenland, die hun leven daar overigens ook niet zeker waren, en uit bewapende islamisten die met harde hand werden aangepakt.
In plaats daarvan zette Gaddafi een systeem op dat helemaal op de stammenstructuur in het land was geënt. Daarbij was vanzelfsprekend een hoofdrol voor zijn eigen Gaddafa-stam weggelegd, in de vorm van invloedrijke posities in het staats- en veiligheidsapparaat en toegang tot de olie-inkomsten.
Na de dood van Gaddafi zullen de verschillende stammen in Libië er alles aan doen om de diverse invloedssferen zo veel mogelijk ten eigen gunste te verdelen, evenals de natuurlijke rijkdommen van het land.
Dat daarbij conflicten zullen ontstaan, lijkt bijna onvermijdelijk. Zeker als er geen sterk centraal gezag is dat de partijen bij elkaar weet te houden. De Libische Nationale Overgangsraad kende tot nu toe een gemeenschappelijke vijand in de vorm van het Gaddafiregime. Nu die rivaal niet meer bestaat, zullen ook binnen de tijdelijke regering de tegenstellingen scherper aan het licht treden.
Traditioneel speelt daarbij de rivaliteit tussen de volken in het oosten en die in het westen van Libië een belangrijke rol. Ook het onderscheid tussen Arabieren en Berbers, dat door Gaddafi altijd werd weggepoetst met de opmerking „We zijn allemaal Libiërs”, kan een obstakel voor nationale eenheid vormen.
Burgeroorlog
Dat de val van Gaddafi tot een nieuwe burgeroorlog zal leiden, betwijfelt Wolfram Lacher, onderzoeker aan de Duitse Stiftung für Wissenschaft und Politik in Berlijn, echter. Weliswaar erkent hij de diepe interne verdeeldheid: tot 1963 was Libië nog in drie autonome regio’s met eigen parlementen verdeeld. Maar volgens de wetenschapper vormen de centraal beheerde inkomsten uit aardolie de verbindende factor tussen de verschillende Libische gemeenschappen.
„Op het moment dat een nieuwe regering de controle over de aardolie-inkomsten overneemt, ook al is het maar een deel van die inkomsten, dan zal zij coalities met de verschillende stammen smeden en zich zo als nieuw centrum van de macht kunnen vestigen.”
Toch sluit Lacher nieuw geweld in het Noord-Afrikaanse land niet uit. „Als je kijkt naar het grote aantal milities en de hoeveelheid vuurwapens in Libië, is een voortzetting van gewapende confrontaties niet geheel ondenkbaar, vooral als de opstandelingen onderling verdeeld raken.”
Bepalend voor de toekomst van Libië is de opbouw van een deugdelijk functionerend staatssysteem, aldus Lacher. „Na de val van Gaddafi bestaat de eerste uitdaging uit het oprichten van een geheel nieuwe staat – van de grond af. Libië bezit geen grondwet en de constitutie van de Senussi-monarchie uit 1951 biedt geen goede basis. De instellingen van het oude regime, waaronder het parlement, hebben slechts ceremoniële functies. Het fundament van de Libische staat moet compleet opnieuw worden gelegd.”
Of de Libische bevolking daartoe binnen afzienbare tijd –en met de interne verdeeldheid in het achterhoofd– in staat is, blijft de vraag. Toch is dr. Omar Ashur, directeur Midden-Oostenstudies aan de universiteit van het Britse Exeter, niet geheel pessimistisch. „Historische rivaliteit, vendetta’s en wapens zijn wijdverbreid onder de Libische stammen. Dat zou erop kunnen duiden dat een stammenoorlog in het tijdperk na Gaddafi zeer waarschijnlijk is. Als ik echter naar het oosten van Libië kijk (dat al maanden onder bestuur van de opstandelingen staat, RD), waar de onderlinge tegenstellingen eveneens groot zijn, laat dat een ander beeld zien. De mate van georganiseerdheid en coördinatie is indrukwekkend.”
Verplichting
De internationale gemeenschap heeft volgens Ashur een „grote verplichting” jegens Libië om het land goed op de rails te krijgen. Als de internationale gemeenschap, met de NAVO voorop, zich niet in de strijd in Libië had gemengd, was Gaddafi zeer waarschijnlijk niet verdreven. Daarom moet de wereld ook de consequenties van die machtswisseling met verantwoordelijkheidsgevoel aanvaarden, aldus Ashur.
Als het aan Wolfram Lacher ligt, heeft die internationale bemoeienis wel op gepaste afstand plaats. De vergaande inmenging van de NAVO in de machtsstrijd in Libië heeft volgens de Duitse onderzoeker voor een „uitgesproken wantrouwen” onder delen van de Libische bevolking gezorgd.
Datzelfde wantrouwen zal de NAVO zich overigens ook in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op de hals hebben gehaald. China en Rusland blokkeerden begin dit jaar niet de VN-resolutie die militair ingrijpen in Libië mogelijk maakte, in de veronderstelling dat slechts een mandaat werd verleend om een dreigende slachting onder de Libische burgerbevolking af te wenden. Nu Peking en Moskou weten dat dergelijke initiatieven uiteindelijk tot de verdrijving of de dood van al dan niet bevriende dictators zullen leiden, zullen zij zich wel twee keer bedenken om dat soort voorstellen in de toekomst te steunen.
Balans Arabische lente
Sinds tien maanden woedt er hevige onrust in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Maar wat heeft de Arabische lente nu daadwerkelijk opgeleverd?
Tunesië: President Ben Ali in januari verdreven en parlement ontbonden. Morgen gaan de Tunesiërs naar de stembus om een nieuw parlement te kiezen. De voorheen verboden moslimfundamentalistische partij Ennahdha zal naar verwachting een flink aantal zetels in de wacht slepen.
Egypte: De Egyptische president Hosni Mubarak werd in februari verdreven. Momenteel loopt een proces tegen hem. Parlementsverkiezingen staan voor volgende maand op de rol. De streng-islamitische moslimbroederschap staat hoog in de peilingen. Het recente optreden tegen christelijke betogers heeft de vrees gevoed dat de revolutie voor christenen nadelig kan uitpakken.
Libië: De Libische leider Muammar Gaddafi werd deze week na maandenlange gevechten, met luchtsteun van de NAVO, gedood. Ook zijn de laatste bolwerken van Gaddafi-aanhangers ingenomen. Hoe de politieke constellatie van het land eruit gaat zien, is nog uiterst onzeker.
Jemen: De Jemenitische president Ali Abdullah Saleh heeft erin toegestemd af te treden. Desondanks is het land nog bijna dagelijks het toneel van bloedige protesten, waarbij al honderden doden zijn gevallen.
Syrië: Al maandenlang betogen Syrische burgers tegen het bewind van president Bashar al-Assad. Die heeft de protesten tot nu toe met harde hand neergeslagen, met al zeker 3000 doden als gevolg. Ondanks beloften van voorzichtige hervormingen lijkt er weinig te veranderen.
Jordanië, Koeweit, Bahrein en Oman: Veranderingen in de samenstelling van de regering, in antwoord op protesten. Vooral in Jordanië blijft de situatie erg instabiel.
Marokko: Hervorming van de grondwet, als reactie op betogingen. Het koningshuis lijkt vooralsnog stevig in het zadel te zitten.