Opinie

Uitgangspunten en methode van Jesus Seminar deugen niet

Wat is het Jesus Seminar en hoe moet je het beoordelen?

22 October 2011 09:23Gewijzigd op 14 November 2020 17:16
Dr. Pieter J. Lalleman, docent Nieuwe Testament aan Spurgeon’s College in Londen. Foto RD
Dr. Pieter J. Lalleman, docent Nieuwe Testament aan Spurgeon’s College in Londen. Foto RD

Op verzoek van een lezer begin ik mijn serie regelmatige bijdragen aan deze rubriek met het zogenoemde ”Jesus Seminar”. Het Jesus Seminar is een gezelschap wetenschappers dat in 1985 voor het eerst bijeenkwam. De meesten van hen zijn Amerikaan, nieuwtestamenticus, man en ”protestants-christelijk”, maar er zijn ook joden bij, rooms-katholieken, enkele vrouwen en Europeanen, zoals de bekende Duitse professor Gerd Lüdemann en zelfs de Nederlandse filmmaker Paul Verhoeven. Het aantal leden wisselde steeds; meestal waren er zo’n 75, maar in totaal hebben er 200 personen deelgenomen. De initiatiefnemer was Robert W. Funk en als voorzitters traden op John D. Crossan en Marcus Borg, alle drie zeer kritische Bijbelgeleerden.

Het Jesus Seminar is een typisch westerse, modernistische club met overspannen verwachtingen van wat kritisch onderzoek kan aantonen. Het doel was niets meer en niets minder dan om definitief vast te stellen wat Jezus Christus werkelijk gezegd en gedaan heeft. (Waarbij het uitgangspunt is dat wat de Bijbel aan Hem toeschrijft natuurlijk niet allemaal klopt.) De geleerden publiceerden in 1993 een boek over Jezus’ woorden en in 1998 een over Zijn daden; reeds in 1988 verscheen een editie van de gelijkenissen waarin de ”echte woorden van Jezus” rood zijn gedrukt en de ”onechte” zwart. Sinds 2006 werkt men aan een geschiedenis van het vroege christendom.

Het gebruik van rode letters voor de woorden van Jezus is overigens normaal in Engelse Bijbels. Maar tijdens hun vergaderingen gebruikten de leden van het Jesus Seminar gekleurde steentjes om hun stem uit te brengen over de authenticiteit van het materiaal: een rode steen betekende ”dit heeft Jezus zeker gezegd of gedaan”; roze stond voor ”Jezus zei of deed waarschijnlijk zoiets als dit”; een grijze stemsteen betekende ”dit is niet echt maar het lijkt wel enigszins op Jezus”; en een zwarte steen sprak uit dat een woord of daad niet van Jezus stamde, maar van de eerste christenen. Een rode steen was 3 punten waard, een roze 2 en een grijze 1; een woord of daad van Jezus had een gemiddelde van 2,25 nodig om authentiek te worden verklaard. Op deze wijze heeft men alle woorden en daden van Jezus afgewerkt. Sommige leden stemden uit principe nooit rood! Het resultaat van deze pseudowetenschap is dat men slechts 18 procent erkent van de woorden die het Nieuwe Testament aan Jezus toeschrijft, en Zijn daden komen er niet veel beter af.

Sceptische benadering

Tot zover de uiterlijke kant van de gebruikte methode. Als we dieper graven, zien we dat het Jesus Seminar uitgaat van het ”criterium van ongelijkheid”, dat werd ontwikkeld door de Duitse theoloog en filosoof Ernst Troeltsch (1865-1923) en anderen. Volgens deze sceptische benadering kunnen we alleen die dingen met zekerheid aan Jezus toeschrijven waarin Hij volstrekt uniek is. Alles in de evangeliën wat ook maar lijkt op wat de eerste christenen of de joden ten tijd van Jezus zeiden of deden, is (waarschijnlijk) niet echt, maar door de latere kerk aan Jezus toegeschreven.

Twee voorbeelden kunnen illustreren waartoe dit leidt. In de eerste plaats het avondmaal. Omdat de eerste christenen het avondmaal vierden, kunnen we niet zeker weten dat Jezus het instelde; een zwarte stem dus of op zijn best een grijze. Het tweede voorbeeld is de claim dat Jezus de Zoon van God is. De kerk ziet Jezus Christus als Zoon van God, maar er is geen bewijs dat Hij Zichzelf zo zag. Hij was niet meer dan een bijzonder mens.

Tegen het criterium van ongelijkheid valt in te brengen dat Jezus op deze manier helemaal wordt losgemaakt uit Zijn tijd. Als Hij werkelijk alleen unieke dingen had gezegd en gedaan, zou niemand Hem hebben begrepen en zou Hij geen volgelingen hebben gekregen.

Een ander uitgangspunt van veel leden van het seminar is dat zij meer waarde hechten aan buiten-Bijbelse bronnen dan aan de vier canonieke evangeliën. Voor hen zijn het Thomasevangelie en het Evangelie van Petrus belangrijker voor onze kennis van Jezus van Nazareth dan Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes. In hun publicaties hebben zij het vaak over de ”vijf evangeliën”, waarmee ze het Thomasevangelie canoniek verklaren. In dit alles menen ze het beter te weten dan de kerk der eeuwen.

Als het gaat om de zoektocht naar de oudste bronnen over Jezus van Nazareth die men als de beste ziet, is het goed een beeld te gebruiken van de Britse nieuwtestamenticus James Dunn. We moeten de tradities omtrent de Heere Jezus niet vergelijken met een ruïneheuvel waarin we moeten proberen de onderste (oudste) laag te bereiken, maar met satellieten die in allerlei banen om de historische Jezus heen cirkelen. Een jongere bron hoeft niet per definitie verder van Hem verwijderd zijn dan een oudere. Het Johannes­evangelie is waarschijnlijk later geschreven dan de andere drie, maar daarom geen minder goede historische bron.

Bijzondere stichter

Volgens het Jesus Seminar sprak de echte Jezus niet over Zichzelf, maar over God, het Koninkrijk van God en de Zoon des mensen, een raadselachtige persoon in de toekomst. Het lege graf ziet men als een verhaaltje, want Jezus is ”natuurlijk” niet opgestaan uit de dood. Eigenlijk was Hij helemaal niet zo bijzonder, meent men. De ”echte Jezus” kon waarschijnlijk niet lezen en schrijven, en had geen belangstelling voor de joodse geschriften, ons Oude Testament. Let wel, dit zijn vooronderstellingen van veel leden van het Jesus Seminar, geen conclusies. Hiertegen valt te zeggen dat er geen rook is zonder vuur. Zelfs een ongelovige kan zien dat het christendom in de eerste eeuwen een oersterke beweging was die groeide tegen wrede verdrukking in – en de beste verklaring daarvoor is een zeer bijzondere stichter, Jezus.

Het zal duidelijk zijn dat er van het Jesus Seminar geen heil te verwachten valt omdat de uitgangspunten en methoden van het gezelschap niet deugen. Datzelfde geldt voor veel meer onderzoek naar de historische Jezus. In deze rubriek is al vaker uitgelegd dat er goede argumenten zijn voor de historische betrouwbaarheid van de evangeliën. De Bijbel heeft de steun van geleerden niet nodig. Zoals C. H. Spurgeon zei: „De Bijbel verdedigen? Ik zou nog eerder een leeuw verdedigen!”

Dr. Pieter J. Lalleman, docent Nieuwe Testament aan Spurgeon’s College in Londen. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Verder lezen over dit onderwerp

Riemer Roukema, Jezus, de gnosis en het dogma (Zoetermeer: Meinema, 2007)

Lee Strobel, Bewijs genoeg (Hoornaar: Gideon, i.s.m. Willow Creek Nederland, 1998)

James K. Beilby and Paul Rhodes Eddy, The historical Jesus: five views (Downers Grove: IVP Academic, 2009)

Craig A. Evans, Fabricating Jesus. How modern scholars distort the Gospels (Nottingham: IVP, 2007)

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer