„Armoede is het grootste massavernietigingswapen”
„Ik ben altijd optimistisch. Pessimisme heeft volgens mij niets positiefs in zich”, zegt dr. Selim Jahan, directielid van het VN-ontwikkelingsprogramma UNDP. Vrijdag was hij in Den Haag tijdens een voorpresentatie van het veertiende jaarrapport.
„Dit is een van de dikste rapporten die we hebben uitgebracht”, zegt Jahan lachend. „We grappen bij de UNDP onder elkaar wel eens dat ons rapport lijdt aan overgewicht. Natuurlijk een vreemd ding in de ontwikkelingssector.”
Maar toch is er veel om over te rapporteren. Voor ontwikkelingswerkers is er alle reden om optimistisch te zijn, meent Jahan. „We hebben veel bereikt”, legt de Bengalees uit. „In dertig jaar ontwikkelingswerk is de levensverwachting wereldwijd gemiddeld met zeventien jaar gestegen. De kindersterfte is met de helft gedaald. Ook de moedersterfte is naar beneden gegaan, al moeten we toegeven dat op dit punt de ontwikkeling niet erg hard gaat. Over het algemeen is er grote vooruitgang geboekt, ondanks terugval hier en daar.”
Deze terugval is ook incidenteel, meent Jahan. „Vergeet niet dat de jaren negentig ook de tijd is van de grote conflicten en van aids. Met name Afrika wordt daardoor getroffen. De oorzaak van de daling is dan ook vrij goed aanwijsbaar.”
Het UNDP-rapport concentreert zich dit jaar op de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen (MDG). Hoewel de VN-medewerker erg optimistisch is, ziet ook hij geen kans om alle acht doelen in 2015 te halen. „Als de zaak zo doorgaat als nu, halen we ze niet. Het duurt nog honderd jaar voordat in Azië de honger is verdreven. Voor Oost-Europa duurt het 200 jaar om de kindersterfte uit te bannen. Maar het gaat om de vraag: Wat is er nodig om het voor 2015 klaar te krijgen? Die actie moeten we dan ondernemen.”
Jahan noemt enkele zaken. „Decentralisatie is een van de hervormingen die binnen de ontwikkelingslanden moeten plaatsvinden. Als de verantwoordelijkheden voor de ontwikkeling niet naar plaatselijk niveau worden vertaald, werkt het niet. Om het VN-beleid succesvol te maken, moet het ook sporen met de doelstellingen van de landen zelf. In dat licht moet je ook onze nadruk op de verantwoordelijkheid voor de regeringen zien.”
Verder vindt Jahan dat de millenniumdoelstellingen „niet al te mechanisch en wiskundig” moeten worden gemeten. Dan verkijk je je op de cijfers, zegt hij. „Het is bijvoorbeeld vrij gemakkelijk mensen te helpen die vlak onder de armoedegrens zitten. Daarmee kun je grote resultaten boeken. Veel beleid is daarom op hen gericht. Naar de armsten van de armsten wordt vaak niet omgekeken. Terwijl armoede het grootste massavernietigingswapen is dat er bestaat.”
Dit jaarboek concentreert zich op de millenniumdoelstellingen. Is het niet veel te vroeg voor een evaluatie daarvan?
„Zeker is het daarvoor te vroeg. Maar voor het peilen van het proces zijn we op tijd. Als we dit in 2015 willen afronden, moeten we nu al weten of we het goed doen. Zitten we op het juiste spoor? Doet iedereen voldoende mee? We hebben immers niet veel tijd.”
Er moet ook druk op de ketel staan, meent Jahan. „Martin Luther King zei in 1964: Er komt een dag waarop onze generatie spijt heeft van iets. Meestal zijn het dan niet de zwakken die spijt hebben, maar de sterken en goeden die niet deden wat ze moesten doen. Daarom moeten we vandaag een keus maken.”