„Moeizame relatie Turkije en EU voor beide partijen nadelig”
Het is in het Europese en het Turkse economische en politieke belang om samen op te trekken, betoogt Marjanne de Haan.
Het toetredingsproces van Turkije tot de Europese Unie (EU) zit muurvast. En zolang er niets beweegt rond de kwestie Cyprus, zijn de vooruitzichten somber. De stagnatie tussen Turkije en de EU contrasteert sterk met de manier waarop Turkije zich profileert als een politieke en economische macht in de regio.
Afgaand op de sceptische ontvangst van het recente voortgangsrapport vorige week, is de invloed van de EU in Turkije tanende. Het jaarlijkse rapport, waarin de Europese Commissie het Turkse hervormingsproces tegen het licht houdt, brengt allang niet meer de discussie teweeg die een paar jaar geleden nog zou losbarsten.
Tijdens de verkiezingscampagnes in Turkije afgelopen voorjaar was de EU nauwelijks een thema. De Europese druk waaronder de regerende AK-partij in haar eerste jaren hervormingen doorvoerde, is van de ketel. Hoe waarschijnlijk is toetreding immers nog, gezien alle complicaties rond Cyprus, visa, de grotendeels geblokkeerde onderhandelingshoofdstukken en de negatieve houding van menig EU-lidstaat?
Toch pleiten velen in Turkije en in Europa voor voortzetting van de relatie, die wel wordt gekenschetst als een huwelijk in crisis: het moddergooien ten spijt is het de intentie om bij elkaar te blijven. Onlangs nog wees een opinieonderzoek uit dat 48 procent van de Turken positief staat tegenover Turks EU-lidmaatschap.
Uit hetzelfde onderzoek bleek dat ruim 40 procent van de Turken vindt dat goede banden met het Midden-Oosten van groot belang zijn, en dat Turkije een autonoom buitenlands beleid moet voeren. Het reflecteert de heersende stemming in het land, dat zich steeds meer thuisvoelt in de rol van knooppunt tussen Europa en de Arabische wereld.
Ondertussen vindt er namelijk nog altijd convergentie plaats tussen Turkije en Europa. Wie door de soms ronduit provocerende retoriek van premier Erdogan en de zijnen heenkijkt, ziet een land dat economisch nauw verbonden is met Europa: ruim 40 procent van het Turkse handelsvolume betreft import uit en export naar Europa en het overgrote deel van directe investeringen in de bloeiende Turkse economie komt uit Europa.
Bovendien oriënteert de Turkse samenleving zich, juist wat democratische waarden betreft, nadrukkelijk op Europa. De combinatie van een seculiere staat op Europese leest en een overwegend islamitische bevolking onderscheidt Turkije scherp van zijn buren. Premier Erdogan drong er onlangs in Caïro op aan dat de Egyptenaren voor eenzelfde model zouden kiezen – tot ongenoegen van de moslimbroederschap.
Grondige hervorming van de huidige restrictieve grondwet staat boven aan de politieke agenda, evenals het moeizame streven naar een democratische oplossing van de Koerdische kwestie – al dreigt er op dat front na de PKK-aanslag van dinsdag escalatie.
Zeker, de Turkse democratie is verre van perfect en maakt momenteel een ontwikkeling door die velen met argusogen volgen. Zo werd afgelopen zomer de Turkse legertop definitief uitgeschakeld als een bepalende factor in ’s lands politiek. Dat op zichzelf is een gezonde ontwikkeling, maar de manier waarop de AK-partij het leger zijn plaats wees, roept vragen op. De persvrijheid staat onder grote druk, anderzijds was een open discussie over de Koerdische kwestie vijf jaar geleden nog ondenkbaar.
Het botst en schuurt in Turkije, een land dat op alle fronten in beweging is. De weg vooruit is echter helder: méér democratie. Juist daarom blijft het EU-perspectief relevant, en het is aan beide partijen om het vertrouwen in de relatie te herstellen. Turkije mag zich onder de AK-partij zelfbewust, ja zelfs arrogant opstellen, op de lange termijn is het in het Europese én het Turkse economische en politieke belang om samen op te trekken.
De auteur is medewerker van het Turkije-instituut te Den Haag.