Opinie

Nieuwe natuurwet mist elke wetenschappelijke basis

De nieuwe natuurwet mist elke wetenschappelijke basis en zal daarom contraproductief blijken te zijn, stelt prof. Han Olff.

21 October 2011 18:01Gewijzigd op 14 November 2020 17:16
„De wetgeving rond natuur wordt drastisch anders. Niet het belang van de natuur, maar dat van de economie staat straks voorop.” Foto RD, Henk Visscher
„De wetgeving rond natuur wordt drastisch anders. Niet het belang van de natuur, maar dat van de economie staat straks voorop.” Foto RD, Henk Visscher

Het kabinet-Rutte is op dit moment bezig met het op de schop nemen van de wetgeving rond natuur. De nieuwe Wet natuur moet de opvolger worden van drie bestaande wetten op dit gebied: de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet. De regering heeft de concepttekst inmiddels gepubliceerd. Tot 18 november kan iedereen die dat wil hierop reageren.

De bescherming van bestaande natuurgebieden blijft volgens de nieuwe wet grotendeels intact. De natuur buiten de beschermde natuurgebieden wordt echter in 
belangrijke mate vogelvrij verklaard. Zo wordt de bescherming van 149 planten en diersoorten opgeheven en wordt de wettelijke basis gelegd voor een nieuwe natuurvisie van dit kabinet. Deze visie gaat het huidige Natuurbeleidsplan uit 1990 vervangen, de basis van het natuurbeleid van de afgelopen twintig jaar met als zichtbaarste resultaat de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Vanaf nu gaat er wat het kabinet betreft een nieuwe wind waaien: er zal volgens deze wet straks sprake zijn van „de integratie van dat (natuur)beleid met het algemene economisch beleid, de handelspolitiek, het landbouw- en visserijbeleid en het innovatiebeleid van het Rijk.” In gewoon Nederlands: dit kabinet kiest ervoor dat natuurbelangen economische belangen zoals landbouw, visserij, en de uitbreiding van woonwijken en industrie niet langer mogen dwarszitten, vooral buiten de beschermde (Natura 2000-)gebieden.

Praktisch gezien betekent dit dat karakteristieke Nederlandse soorten zoals de smient en de kolgans voortaan weer geschoten mogen worden ten behoeve van plezierjacht en dat iedereen orchideeën mag uitsteken om ze in z’n tuin te zetten zolang ze maar niet in een natuurreservaat staan.

De nieuwe Wet natuur en de natuurvisie missen, in tegenstelling tot hun voorgangers, elke wetenschappelijke basis. De EHS was gebaseerd op twee belangrijke wetenschappelijke ideeën: de eilandbiogeografische theorie en metapopulatietheorie. Beide voorspellen ze dat fragmentatie van landschappen en verkleining van natuurreservaten noodzakelijk tot een verlies van biodiversiteit leiden. Omdat uitvoerig is bewezen dat beide theorieën kloppen, was het goed dat deze theorievorming in 1990 haar weg vond naar wet­geving en beleid.

Nu twintig jaar na dato het natuurbeleid en bijbehorende wetgeving weer op de schop gaan, zou te verwachten zijn dat daarbij gebruik wordt gemaakt van het voortschrijdend wetenschappelijke inzicht van de afgelopen periode.

Daar is echter helaas niets van terug te vinden. Natuurbeleid en -wetgeving worden teruggebracht tot een boekhoudkundige actie: we beschermen voortaan alleen de soorten en gebieden die we volgens Europese regels móéten beschermen. Feitelijk betekent dit twintig jaar terug in plaats van twintig jaar vooruit.

Dit negeren van wetenschappelijke kennis voor wetgeving en beleid kan twee gronden hebben: óf het kabinet denkt dat er geen relevante nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen zijn die de moeite waard zijn om hun weg te vinden naar het beleid, en/of het kabinet denkt dergelijke kennis niet nodig te hebben omdat het simpelweg de politieke keuze maakt voor economie boven natuur.

Beide redeneringen zijn naar mijn stellige overtuiging gebaseerd op een verkeerde voorstelling van zaken. De wetenschap heeft de afgelopen twintig jaar relevante en belangrijke nieuwe wetmatigheden aan het licht gebracht: vooral het herkennen van zogenoemde eco­systeemdiensten. Natuur heeft veel meer waarde dan de enkele ‘door Europa verplichte’ soorten.

Er is aangetoond dat grootschalige landschappen en ecosystemen, met veel interacties tussen (vaak algemene) soorten, een enorm economisch nut en maatschappelijke waarde hebben. Natuur is nodig voor onder meer de regulatie van het klimaat, het tegengaan van overstromingen, het voorzien in schoon drinkwater, de onderdrukking van ziekten en plagen, het voorzien in recreatiemogelijk­heden, handhaving van luchtkwaliteit, het opruimen van meststoffen et cetera.

Steeds beter kunnen biologen, samen met economen en geowetenschappers, kritische waarden aangeven van het benodigde natuurlijk kapitaal dat dergelijke noodzakelijke ecosysteemdiensten mogelijk maakt. Helaas is het zo dat dit vaak economische waarden oplevert waarvan de ruimtelijke en temporele schalen landsgrenzen, natuurreservaten en kabinetsperioden overschrijden. Als deze waarden echter ontkend worden en natuurbehoud alleen gezien wordt als een aantasting van lokale economische belangen, zal goedkoop uiteindelijk duurkoop blijken te zijn.

Terwijl we met behulp van bijzonder veel belastinggeld onze systeembanken overeind houden, laten we onze ‘systeem-landschappen’ gewoon omvallen. Het resultaat is hetzelfde: als je ze kwijt bent krijg je ze niet meer terug, of alleen tegen een veelvoud van wat het kost om wat er nu is, te behouden.

De auteur is hoogleraar ecologie en natuurbeheer aan de Rijksuniversiteit Groningen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer