„Daar was een kleine stad en weinig lieden waren daarin.”

Het is een plaats van rust, geriefelijk om erin te wonen; hier alleen wordt een rustplaats voor de ziel gevonden. Het is een liefelijke vreugdevolle plaats: „Schoon van gelegenheid, een vreugde van de ganse aarde.” Daar wordt het liefelijke geklank gehoord, door de zilveren bazuin van het Evangelie; alsmede de liederen Sions.

Het is een plaats van pracht en luister, de zetel van de Koning. Daar is het hof van de Koning, de troon des Konings, de troon der genade, en een dagelijkse toegang om de Koning in Zijn schoonheid te zien.

Het is een plaats van voorrechten, een bevoorrechte plaats, waar voorrechten zijn die de zichtbare Kerk geschonken zijn. Daar is een fontein, die voor hen openstaat. Zij hebben in de doop een bezegeld recht op het verbond, met de belofte dat zij recht hebben op het zegel van het verbond der belofte en dus een verzegelde machtiging om tot Christus te komen, een algemene aanneming tot kinderen, en daarop veel vaderlijke daden van ontferming, die hun betoond worden. God onderwijst hen door Zijn Woord, tuchtigt hen door Zijne roede, bestraft hen door Zijn dienstknechten. En wanneer zij van de weg afwijken, wijst Hij hen terecht door Zijn woord, zeggende: „Dit is de weg.”

R. Erskine, predikant te Dunfermline (Schotland)

(”Preken”)