Honger Somalië komt vooral door gebrek aan dienende staat
Een van de voordelen van het hebben van kinderen is dat je je eigen jeugdboeken weer eens kunt lezen. Vlak voor het slapen gaan hebben wij zo’n voorleeskwartiertje.
De afgelopen maanden gingen we door ”Holland onder het hakenkruis” van Piet Prins. In die vijf delen komen allerlei aspecten van de oorlog voor: Jodenvervolging, angst en wantrouwen, en een godvrezende boer die het als zijn plicht zag om anderen onderdak te bieden.
Hoe verder je leest, hoe meer de honger een thema wordt. De jongens in het boek nemen onderweg vaak iets in hun fietstassen mee om bij mensen in de stad af te leveren. Maar ook op de boerderij raken de voorraden op.
Meermalen stelde een van de kinderen dan de vraag: „Waarom kochten ze niet gewoon eten in de winkel?”
Je eerste antwoord is: „Maar in die winkel was niets.” Maar ja, waarom dan niet?
Op zo’n moment moet je dat uitleggen. En wel zo dat een kind het begrijpt. Je kunt niet zeggen: Nou meisjes, een oorlog ontregelt fundamenteel de structuur van economie en maatschappij. Zulk abstract taalgebruik is niet geschikt om iets uit te leggen, en zeker niet aan kinderen.
Ik probeerde dus iets anders. Allereerst moesten veel Nederlandse mannen in Duitsland werken. De wapenfabrieken daar hadden mensen nodig. Misschien omdat de mensen die daar eerder werkten, soldaat waren geworden en mogelijk al waren gesneuveld. De mannen die naar de fabrieken vertrokken, konden dus hun werk in Nederland niet meer doen. Hun plaats in de smederij of de timmerwerkplaats bleef leeg.
Toen de oorlog steeds langer duurde, pikten de Duitsers steeds meer van de spullen die nog wel werden gemaakt. Dat was niet alleen eten en drinken, maar ook andere producten. Al vroeg in de oorlog gingen goederen ”op de bon” en deze rantsoenering werd steeds erger. De bezetter eiste zelf ook veel voedsel op.
Fietsen werden waarschijnlijk al snel niet meer gemaakt, en fietsbanden al helemaal niet. Maar een fiets kun je nog repareren. Zonder banden kun je nog blijven rijden. Maar een boterham eet je maar één keer.
Vervoer werd ook steeds moeilijker. In de Wieringermeer werd nog volop voedsel verbouwd, maar dat bleef daar. Benzine was er eigenlijk alleen voor de Duitsers. Bovendien werden de wegen slechter en aan reparatie werd niet meer gedaan.
Zo raakten de winkels dus leeg. Daarom gingen mensen zelf met handkarren naar de boeren toe. Dat begrijpen kinderen best.
Ik moest hier weer aan denken toen ik een tweet van een theoloog zag die uitriep: „Kan iemand uitleggen waarom er in de Hoorn van Afrika nog geen talloze waterputten zijn geboord en geen irrigatiesysteem is aangelegd?” Dat kan zeker, en ook wel zo dat een theoloog het begrijpt.
Het is zeer de vraag of de hongersnood in de Hoorn van Afrika is veroorzaakt door de droogte. Er speelt in die landen (vooral in Somalië) een probleem dat vergelijkbaar is met de Tweede Wereldoorlog in Nederland.
In Somalië is al twintig jaar geen effectief gezag meer. Er trekken alleen bendes rond die uit zijn op eigen voordeel. De wegen die er waren, werden niet meer onderhouden, tenzij de boevenbendes er wat aan hadden. Datzelfde geldt voor waterputten en irrigatiesystemen. Deze boeven willen vooral zelf goed eten, maar gunnen een ander zijn boterham niet. Daarom is het verbazend dat deze hongersnood pas nu komt. De Hongerwinter kwam al na vier jaar.
Maar, vragen onze kinderen dan, Duitsland had toch een regering? Dat klopt, maar die was net als deze boevenbendes. Een echte staat dient de mensen in het land, zodat die veilig over straat kunnen en met de trein kunnen reizen. De Duitse staat was alleen gericht op de glans van het Derde Rijk.
Gezag dragen is dienen. Niet de baas spelen. Vestig in de Hoorn van Afrika een dienende staat en het ziet er heel anders uit.
Zo kun je van voorlezen dus nog heel wat leren.
Reageren? buza@refdag.nl