Er wordt weer driftig gerookt in Spakenburg
De oude scheepswerf van Spakenburg, fraai gerestaureerd, herinnert aan vervlogen tijden waarin vissers met botters de Zuiderzee opvoeren om in het levensonderhoud van hun gezinnen te voorzien. Het contrast met de nieuwbouw in de directe omgeving is groot.
In Bunschoten-Spakenburg, behoudend kerkelijke dorpsgemeenschap aan het IJsselmeer, zijn veel sporen uit het verleden uitgewist. Vooral in de jaren vijftig van de vorige eeuw is er veel gesloopt in het kader van vernieuwing, vooruitgang en werkgelegenheid. Drs. J. Bos, voorzitter van de historische vereniging Bunscote, kan zich wel voorstellen dat het zo ging. „Het aantal inwoners nam explosief toe. In 1949 woonden er 7000 mensen in de kernen Bunschoten, Spakenburg en Eemdijk; in 1994 waren dat er 19.000. In die periode ontstonden er grote nieuwe wijken en trokken de mensen weg uit de oude kernen, waar ze vaak armoedige huizen bewoonden. De vissers van Spakenburg hadden uiterst kleine woningen om de stookkosten zo laag mogelijk te houden. Na het opstaan moesten de vader en de kinderen zo snel mogelijk de deur uit, omdat er binnen onvoldoende leefruimte was. Mijn vader is in zo’n huisje aan de Nieuwe Dijk bij de haven geboren. Ik heb hem wel eens gevraagd of hij niet terug wilde. „Dat kan niet meer, daar komen we vandaan”, zei hij. Hij bedoelde: we zijn niet meer gewoon aan zulke omstandigheden.”
Bos herinnert zich nog dat er begin jaren zestig van de vorige eeuw plannen waren om de sfeervolle binnengracht die vanaf de haven door het dorp loopt te dempen, zodat de weg verbreed kon worden en er rioolbuizen onder konden worden aangelegd. Zelfs is er sprake van geweest dat de oude werf het veld moest ruimen. „Gelukkig is dat geen van beide gebeurd.”
De oprichting van de historische vereniging Bunscote, zo’n dertig jaar geleden, viel samen met een groeiend besef onder de bevolking dat het toch wel goed is om herinneringen aan het verleden te bewaren. „Vaak zijn het mensen van buitenaf die oog hebben voor het bijzondere van een plaats”, is Bos’ ervaring. „Gemeentesecretaris T. Sleurink heeft bijvoorbeeld veel voor het behoud van cultureel erfgoed betekend. Spakenburgers zijn trouwens wereldburgers, ze trekken overal naartoe, maar komen toch graag weer terug op hun stek. In den vreemde merken ze hoe bijzonder hun geboortedorp is.”
De vereniging is intussen stevig verworteld in de plaatselijke gemeenschap. Met zeker 1500 leden is Bunscote een van de grootste historische verenigingen van het land. Het blad ”Bun Historiael”, dat vijf keer per jaar verschijnt en in de volksmond ”Het boekje” heet, wordt graag gelezen en de fraaie kalender met historische foto’s die de vereniging elk jaar uitbrengt is steevast een collector’s item.
Toch blijft het volgens Bos nodig om op het vinkentouw te zitten. Voor je het weet verdwijnt er weer iets. „Als de eigenaar een oude boerderij in de Dorpsstraat die niet op de gemeentelijke monumentenlijst staat wil afbreken om een nieuwe woning te bouwen, valt daar weinig tegen te doen. Een jaar of twee geleden is nog een oud christelijk gereformeerd kerkje gesloopt. Het deed geen dienst meer en werd gebruikt als opslagruimte. Ondanks protesten is het gebouwtje afgebroken. Het vinden van een passende bestemming is vaak het grootste probleem in zo’n situatie. Maar wat verdwijnt, komt nooit meer terug.”
Om het historisch besef levend te houden, streeft de vereniging ernaar om elk jaar een boek uit te geven. „Je moet dingen beschrijven voordat alles verdwenen is”, zegt Bos. Hij legt er een aantal op tafel: ”…gereet en gekleet naar hun staat”, over de klederdracht die wordt gedragen in Bunschoten, Spakenburg en Eemdijk; ”Een Bunschoter VOC-chirurgijn”, het dagboek dat Gijsbert Heeck bijhield tijdens zijn reis naar Oost-Indië in 1654; drie delen van ”Ootjes jonge jaren”, bundels met vertellingen uit Bunschoten, Spakenburg en Eemdijk over de jaren 1910 tot 1960, de tijd dat grootmoeder (”ootje”) jong was; ”Historische canon van Bunschoten, Spakenburg & Eemdijk in 34 vensters”.
Op de canon, die in 2008 verscheen, is Bos erg trots. „Hij is heel breed opgezet, we raken vrijwel alle aspecten van de geschiedenis van Bunschoten-Spakenburg: van de ontginning van Bunschoten in de dertiende eeuw tot de watersnood van 1916, van de Reformatie tot de Vrijmaking en van de visserij tot de sport en het uitgaansleven. Het mooie is dat je zoiets voor een geïnteresseerd publiek maakt.”
Een van de vensters gaat over pastoor Jacob Mooij, die in 1593 tot de Reformatie overging. Bos: „Van hem wordt gezegd dat er nog veel nakomelingen van hem in Bunschoten-Spakenburg wonen. Als ik zoiets hoor, zeg ik: Zoek uit hoe dat zit, want de naam Mooij komt hier niet meer voor. Het is mijn taak om voortdurend te blijven porren.” Uit de Edda citeert hij uit het hoofd: „Een vader krijgt geen gedenksteen als de zoon hem niet plaatst.” „Het oprichten van zulke stenen zie ik als de taak van de historische vereniging."
Momenteel wordt er hard gewerkt aan een opvolger van het roemruchte boek ”Van wee bin jie d’r één”, waarin de Bunschoter families van ongeveer 1600 tot 1912 in kaart zijn gebracht. Bos: „Het is de bedoeling dat de nieuwe uitgave een andere opzet krijgt en overzichtelijker wordt. Er komen twee delen waarin de situatie tot 1960 wordt beschreven.” Bij wijze van grap: „Eén voor de familie Koelewijn en één voor de familie De Graaf.” Het zijn de twee namen die het meest voorkomen in Bunschoten-Spakenburg. Op de vraag of zo’n overzichtswerk niet beter in digitale vorm aangeboden kan worden, zegt Bos: „Mensen willen zo’n boek in de kast hebben. Het heeft in Bunschoten-Spakenburg dezelfde status als vroeger het werk van Jacob Cats had. Het wordt permanent geraadpleegd.”
Elk jaar organiseert vereniging De Bruine Vloot op de eerste zaterdag van september de visserijdag. Anders dan de vier Spakenburgse dagen in juli en augustus, die een toeristisch-commercieel karakter hebben, is de visserijdag vooral voor de lokale bevolking bedoeld. „Dan vieren we het verleden", zegt Bos. „In een gemoedelijke sfeer worden op straat oude ambachten gedemonstreerd, wordt er koffie gedronken en vis gerookt. Het is een dag waarop onderlinge verbondenheid wordt ervaren."
Vanzelfsprekend dat die oude ambachten in Bunschoten-Spakenburg nog springlevend zijn is het overigens allerminst. Want ook daarin speelt Bunscote een belangrijke rol. De vereniging geeft allerlei cursussen om ze voor uitsterven te behoeden: klederdracht maken, netten breien en boeten, vis en vlees roken, modelbotters bouwen, houtsnijden. Er is veel belangstelling voor, zegt Bos. „Er wordt weer driftig gerookt in Bunschoten-Spakenburg. Mensen kopen hun eigen ”hangertje” om paling te roken. Daaraan merk je dat er toch iets van het verleden in de genen van de mensen zit. Er is maar heel weinig voor nodig om te voorschijn te roepen wat voor onze voorouders dagelijks gebruik was.”
Bunschoten-Spakenburg is een veelkleurige gemeenschap, zegt Bos. Natuurlijk is er rivaliteit, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de krachtmetingen tussen de voetbalclubs IJsselmeervogels (rood) en Spakenburg (blauw). Bos: „Maar we moeten dat niet overdrijven. De cultuurverschillen zijn niet groot en er is een sterke onderlinge verbondenheid.” Omdat te illustreren vertelt hij de anekdote van de ouderling die voor een wedstrijd tussen blauw en rood op zaterdag een spandoek achter het doel aanbracht met de tekst: „Morgen zingen we samen.” Bos: „Dat typeert Bunschoten-Spakenburg en dat moeten we bij alle rivaliteit hooghouden.”
Dit is het derde deel in een serie over geschiedenis in de regio. Volgende week maandag deel 4.