Oogsttijd onder achtergestelden in India
HYDERABAD – Vroeger werden de kastelozen, de onaanraakbaren, in sommige delen van India gedwongen een bel om de nek en een bezem op de rug te dragen, om de mensen te waarschuwen dat zij eraan kwamen en om hun voetstappen uit te wissen. Zo extreem is de discriminatie op basis van kaste niet meer. Maar toch is de situatie van de dalits, zoals de kastelozen vandaag genoemd worden, nog steeds verre van rooskleurig.
Ze werken als dagloners, schoonmakers, of bouwvakkers voor schamele lonen. In de steden bevolken ze de sloppenwijken, op het platteland wonen ze in hutjes. Misbruik en uitbuiting zijn nog steeds aan de orde van de dag. Maar juist onder deze allerarmsten van India groeit de kerk. In de afgelopen tien jaar is een groot aantal dalits gedoopt en tot de kerk toegetreden. Op hun woon- en werkplaatsen zijn de tekenen ervan zichtbaar: kleine kerkjes schieten als paddenstoelen uit de grond. Helemaal uniek is het christendom niet daarin. Ook het aantal aanhangers van de islam groeit.
Teleurgesteld in het moderne India zijn de arme massa’s in beweging gekomen. De overheid heeft weliswaar geprobeerd de situatie van kastelozen en achtergestelde kasten te verbeteren. In de grondwet werd al opgenomen dat een derde van de zetels in het parlement aan dalits moet worden toegekend. Ook zijn diverse sociale regelingen getroffen, zoals voedselprogramma’s.
Het kastenbewustzijn lijkt door deze positieve discriminatie echter alleen maar sterker geworden. De sociaaleconomische positie van de dalits is in de afgelopen decennia onvoldoende verbeterd. De opkomst van extremistische hindoepartijen in de politiek heeft daar een rem op gezet. Veel dalits komen tot het besef dat zij van het hindoeïsme weinig te verwachten hebben.
In het dorp Uddamary, even buiten Hyderabad, is zo’n christelijke gemeenschap van dalits ontstaan. Operatie Mobilisatie (OM) is hier zeven jaar geleden een schooltje begonnen voor de kinderen van de armsten. Het begon met een klasje, maar is inmiddels uitgegroeid tot een volwaardige school voor basis- en middelbaar onderwijs met 300 leerlingen. Er is ook een kleine vakopleiding waar naailessen gegeven worden.
De schoolleiding is betrokken geraakt bij de verstrekking van kleine kredieten om arme dorpelingen te helpen bij het opstarten van een bedrijfje, werkplaats of winkel. Sommigen hebben buffels aangeschaft, anderen materialen om armbanden te maken of een kapsalon te beginnen. Door deze kredieten zijn deze mensen niet langer als dagloners en debiteuren afhankelijk van de rijken uit de hoge kasten. De nieuwe ondernemers komen regelmatig samen in zogenaamde zelfhulpgroepen om elkaar te ondersteunen. OM schat dat er door heel India momenteel ongeveer 1700 van zulke zelfhulpgroepen draaien.
De missionaire visie van OM houdt daar echter niet op. De medische voorzieningen in deze dorpsgemeenschappen zijn vaak erbarmelijk. Dus zijn in Uddamary en op vele andere plaatsen kliniekjes geopend, waar de dorpsgemeenschap basale zorg ontvangt. Net als de onderwijzers worden de verpleegkundigen door OM zelf getraind. Naast de kliniekjes worden naaiateliers geopend, die dalitvrouwen helpen inkomen te vergaren. Op al deze plaatsen getuigen docenten, verpleegkundigen en anderen van hun geloof in Christus.
De dienende plaats van de kerk in de gemeenschap neemt vooroordelen en bezwaren tegen het christelijk geloof weg. Mensen krijgen geloofsonderwijs en worden gedoopt. Kleine gemeenten ontstaan onder leiding van jonge predikanten. Ook in de omgeving van Uddamary is zo’n gemeente ontstaan en een kerkje gebouwd. Binnen enkele jaren hebben de mensen leren zingen, bidden en Bijbellezen. Vrouwen en kinderen gaan voorop, maar er zijn ook volledige gezinnen die tot geloof komen.
Het is oogsttijd in India, althans onder de kastelozen en achtergestelde kasten. De cijfers die OM-India rapporteert zijn opmerkelijk. In de afgelopen tien jaar ontstonden uit het OM-werk 3000 kerken van ten minste 25 gedoopte leden. In dezelfde periode werden 103 scholen gesticht, waar nu ongeveer 25.000 kinderen ingeschreven staan en 1300 mensen werken. Op tientallen plaatsen wordt medische hulp verstrekt. De visie, de training en het werk gebeuren allemaal door Indiërs, en OM is zeker niet de enige Indiase zendingsorganisatie die dit soort werk doet.
Landeigenaren, die uit hogere kasten komen, zien de emancipatie van de dalits met lede ogen aan. Zij verliezen hun arbeiders en kunnen niet langer woekeren met leningen. Soms roepen ze de hulp in van radicale hindoegroepen, die geweld niet schuwen. De voorbeelden van bedreigingen, chantage en vernielingen zijn talrijk, en soms komt het tot overmatig geweld zoals enkele jaren terug in Orissa.
Voor dalits is het economisch onaantrekkelijk om zich te bekeren tot het christelijk geloof of de islam. Ze verliezen dan namelijk de weinige voorrechten die wel gelden voor hindoedalits, zoals gratis rijst. Ook kan bekering grote sociale gevolgen hebben of zelfs tot uitstoting leiden.
Veel dalits en anderen uit achtergestelde kasten maken hun bekering dan ook niet openbaar. Alleen al in de stad Chennai zou het aantal anonieme christenen in de duizenden kunnen lopen, suggereerde OM-leider Dasan Jeyaraj in een studie uit 2009. De weinige cijfers over kerkgroei die naar buiten komen zouden dus wel eens aan de lage kant kunnen zijn.
Het zendingswerk in India wordt vandaag door Indiase christenen uitgevoerd. Zij zijn de arbeiders die de oogst in hun land binnen mogen halen. Maar westerse kerken dragen ook hun steentje bij, met name op financieel gebied. Zo heeft OM kerken in Europa en Amerika gevraagd om schoolgaande kinderen en predikanten financieel te adopteren en voor hen te bidden, in de wetenschap dat de oogst groot is, en dat er nog veel meer arbeiders nodig zijn.
Wilbert van Saane bracht namens de Nederlandse Zendingsraad (NZR) een tiendaags bezoek aan India. Doel ervan was een nadere kennismaking met de (groeiende) kerk onder de dalits, de kastelozen. Bestemmingen waren onder andere Chennai, Hyderabad en de vissersdelta aan de oostkust. Vrijdag keerde hij terug in Nederland.