Kerkenraad en predikant: terug naar de Bron
HOUTEN – Predikant en kerkenraad doen er goed aan over en weer verwachtingen uit te spreken. Dat kan veel problemen voorkomen. Bovendien geldt voor beide dat er bezinning nodig is op de Bron van waaruit ze werken: Christus.
Tijdens een symposium in Houten dachten predikanten, ouderlingen en andere betrokkenen bij het werk in de kerk donderdag na over het leidinggeven in de christelijke gemeente. De bijeenkomst, met als titel ”Wie is de baas?”, was georganiseerd door het Netwerk Vredestichters, een organisatie die scholing en bemiddeling aanbiedt op het gebied van omgaan met meningsverschillen in kerken. Aanleiding vormde een afstudeeronderzoek van Anne van Zanten, student personeel en arbeid aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Van Zanten onderzocht in tien gemeenten in de breedte van de Protestantse Kerk in Nederland hoe kerkenraden omgaan met leiderschap in conflictsituaties. Opdrachtgever was het Netwerk Vredestichters.
Ds. Jan Oortgiesen, hoofd van het mobiliteitsbureau van de Protestantse Kerk, acht het voor alles van belang dat predikanten en kerkenraden werken uit dezelfde bron. „Alleen in de rechterflank van de gereformeerde gezindte zie ik dat kerkenraden van een predikant verwachten dat hij tijd inruimt voor bezinning, gebed en spiritualiteit. Toch is het voor iedere voorganger en kerkenraad nodig om terug te gaan naar de bron van het werk in de kerk: de Heere zelf.”
Dr. Sake Stoppels, docent praktische theologie aan de Vrije Universiteit, vroeg aandacht voor wat hij noemde de „asymmetrische verhouding” tussen predikant en kerkenraad. Een predikant komt na een theologische opleiding fris de gemeente in, terwijl de kerkenraad soms bestaat uit mensen die al hun hele leven lid zijn van een gemeente. „Zij zien het ambt als een klus die geklaard moet worden, daar zit weinig spitritueels in.”
Dr. Stoppels citeerde een Amerikaanse auteur, die stelde dat veel energie weglekt uit een kerkenraad wanneer er niet geluisterd wordt naar Gods stem. „We moeten –Efeze 2:10– de roeping ontdekken die van tevoren voor ons is uitgedacht.”
Wat ds. Oortgiesen „herbronning” noemde, illustreerde dr. Stoppels met een voorbeeld uit zijn eigen kerkelijke gemeente. „Daar dachten we als beleidscommissie na over de toekomst van de gemeente. De vraag die centraal gesteld werd, is die van Jezus uit Johannes 6. Velen verlaten Hem en Hij vraagt aan de discipelen: Willen jullie ook niet weggaan? Het overdenken van die vraag helpt om te zien wat je aan elkaar bindt.”
Dr. René Erwich, lector geestelijk leiderschap aan de CHE Ede, stelde dat kerkenraden niet in de valkuil moeten trappen om een vergadering van managers te worden. „De ontwikkelingen in de samenleving vragen van ambtsdragers gééstelijk leiderschap. Dat vereist roeping. Geestelijk leiders hebben God als bron. Mensen die geleerd hebben te zeggen: Spreek, Heere, want Uw knecht hoort.”
„Voor ieder kerkenraadslid is het van belang om zich bij wat hij in de gemeente doet af te vragen waarom hij dat doet”, zei ds. Oortgiesen tijdens een forumdiscussie. „Soms doet men dingen uit gewoonte, zonder zich af te vragen: Is dat nu wat de Heere van mij vraagt?”
Ook dr. Stoppels wees die richting uit. „Voor een predikant moet niet het verwachtingspatroon van de gemeente leidend zijn. Hij moet de identiteit van dienaar van Christus dragen.”