Van der G.: Ik zal zoiets nooit meer doen
Volkert van der G. heeft „spijt van het leed” dat hij heeft aangericht. Dat zei hij vrijdag in zijn laatste woord tijdens het hoger beroep bij het gerechtshof in Amsterdam. Het openbaar ministerie eiste opnieuw levenslang tegen de Harderwijker.
Volkert van der G. zei de afgelopen veertien maanden veel te hebben nagedacht over de aanslag op Pim Fortuyn. Hij las boeken over „filosofie, ethiek en levensbeschouwing” en voerde gesprekken met een dominee en een psycholoog. „Daardoor is mij een spiegel voorgehouden. Ik ben zover gekomen dat ik beter besef wat ik heb aangericht. Ik zal zoiets nooit meer doen.”
Toen hij onder permanent cameratoezicht stond, was het moeilijk om zich te bezinnen op zijn daden, vertelde Van der G. „Ik kon door de isolatie lang niet over mijn emoties praten. Alles wat ik zei en schreef werd volledig gecontroleerd door justitie.”
De moordenaar van Fortuyn weersprak dat hij „kil en gevoelloos” door het leven gaat. „Dat beeld wordt in de media graag gekoesterd. Maar het is niet zo. Als ik mijn emoties niet uit, wil dat niet zeggen dat ze er niet zijn.” Hij wil iets doen aan zijn dwangmatige trekken.
Van der G. zei te hopen dat het hof „de spreekwoordelijke blinddoek van Vrouwe Justitia om zal doen”, daarmee doelend op de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. De Harderwijker verwacht dat het hof zich niet zal laten leiden door „het geronk in de media.”
Zijn advocaten, mr. Stijn Franken en mr. Britta Böhler, pleitten vrijdag voor een lagere straf dan achttien jaar. Onder meer vanwege het zware regime in de gevangenis zou Van der G. een mildere straf moeten krijgen. „Volkert zit in volstrekte isolatie. Hij kan niet met anderen een balletje trappen, volleyballen of een kerkdienst bezoeken. Dat kan tot emotionele stoornissen leiden”, zei Franken.
De verdediging sprak tegen dat de moord op Fortuyn een aanslag was op de vrijheid van meningsuiting. „Als een dominee wordt doodgeschoten, betekent dat toch ook niet dat de vrijheid van godsdienst wordt ingeperkt?” Ook betwistten de raadslieden de visie van het openbaar ministerie dat Van der G. een aardbeving in de democratie heeft veroorzaakt. „Er was zeker aanzienlijke commotie, maar niets duidt erop dat de fundamenten van de samenleving zijn aangetast. Premier Balkenende wijdde tijdens zijn regeringsverklaring in juni maar enkele woorden aan de gebeurtenissen na 6 mei 2002.”
Ook laakten de advocaten de suggestie van aanklaagster I. van Asperen de Boer-Delescen dat het motief van Volkert van der G. niet zozeer gelegen was in het opkomen voor de zwakken, maar meer voortkwam uit afgunst over Fortuyn. Volgens de advocaten was Van der G.’s voornaamste reden om Fortuyn om te brengen wel degelijk het opkomen voor de kwetsbare groepen. Dat er geen enkel boek van Fortuyn in het huis van de Harderwijker is gevonden, doet daar niets aan af, aldus de verdediging. „De discussies in die tijd verliepen via de media.”
Raadsman Th. Hiddema, advocaat namens de familie Fortuyn, zei bij het hof te vrezen dat een gesprek tussen Van der G. en de nabestaanden uit zal lopen op een „discussie tussen doven. Van der G., die zogenaamd zo gewetensvol is, hoefde geen morele worsteling te hebben om Fortuyn van het leven te beroven. Het is vooral een eigendunk-kwestie. Van der G. is de zelfverheven god van de Veluwe.”
Het hof doet over twee weken uitspraak. De mogelijkheid bestaat dat dan in een tussenarrest bekend wordt gemaakt dat Van der G. nader onderzocht wordt op de ziekte van Asperger, een milde vorm van autisme, die onder meer gekenmerkt wordt door een groot gebrek aan inlevingsvermogen. Het openbaar ministerie en de verdediging voelen niets voor zo’n onderzoek. Van der G. zelf zei er de noodzaak ook niet van in te zien. Mocht er toch een onderzoek ingesteld worden, dan laat het vonnis langer op zich wachten.