Koningin wordt niet gehinderd door partijbelangen
De Tweede Kamer bespreekt deze week de financiën van het Koninklijk Huis. In dat debat zal ook de positie van de koningin een belangrijk item worden. Op verzoek van de redactie in de aanloop naar het debat een beschouwing over de waarde van de monarchie in haar huidige vorm.
Bij een monarchie horen rituelen. Ceremoniën en oude tradities die het verleden verbinden met het heden en op die manier het blijvende zichtbaar maken in alles wat verdwijnt. In Nederland kun je denken aan de pracht en praal op Prinsjesdag, de volksfeesten van Koninginnedag en de jaarlijkse kersttoespraak van de koningin. Ieder jaar zijn dat vaste momenten die iedereen, al is het maar even, eraan herinneren dat Nederland en Oranje iets met elkaar hebben. Niet iets wat logisch en te beredeneren is, maar tóch is het er.
De gouden koets, het koekhappen en het zaklopen, de stem van koningin Beatrix – ze horen evenzeer tot die vaste rituelen als de periodieke oprisping van politici om de koningin (staatsrechtelijk) te ”onttronen”. Als alle Kamerleden, bewindslieden, staatsrechtdeskundigen, politicologen, juristen en anderen die ooit een voorstel hebben gedaan om de zogenoemde ”macht des Konings” meer of minder te beknotten (postuum) een lintje zouden moeten krijgen, zou de Haagse firma Van Wielik (hofleverancier van onderscheidingen) overuren moeten draaien, zó veel zijn het er. Politici die pretenderen progressief te zijn door Hare Majesteit uit de regering te zetten of de kabinetsformatie te ontfutselen, hebben dan ook het historisch besef van een eendagsvlieg.
Oude liedje
Deze week hoopt de Tweede Kamer met de minister-president te spreken over de begroting van Ruttes eigen departement, Algemene Zaken (AZ). Daarbij wordt óók het huishoudboekje van –wat de Grondwet noemt– ”de Koning” meegenomen, alle inkomsten en uitgaven ten behoeve van het Koninklijk Huis. Die behandeling van de begroting van AZ is al evenzéér een ritueel dat zich ieder jaar voltrekt, zij het met minder ”pomp and circumstances”, pracht en praal, dan de aanbieding van de héle rijksbegroting, de Miljoenennota. En het is inmiddels een traditie geworden dat partijen met republikeinse en/of populistische trekjes deze begrotingsbehandeling aangrijpen om hun oude liedje, niet zijnde het Wilhelmus, andermaal aan te heffen.
Wat zijn nu de pièces de résistance, de problemen, voor de doctrinaire democraten onder ons? Eerdere debatten leren dat het gaat het om een aantal stenen des aanstoots: de rol van de koningin bij de kabinetsformatie en de grondwettelijke positie van de koningin als lid van de regering – en dat zij uit dien (staats)hoofde wetten moet ondertekenen, de troonrede voorleest, op maandagmiddag met de premier spreekt, en op gezette tijden ook overlegt met de andere bewindslieden.
Al die afzonderlijke bezwaren zijn te vangen onder de gemeenschappelijke noemer: iemand die niet democratisch is gekozen, behoort geen invloed te hebben op het landsbestuur. Alleen door het volk gekozenen mogen met ‘macht’ bekleed worden – want als het ons niet bevalt kunnen we die weer gewoon wegsturen. Het erfelijk koningschap is in de ogen van deze fundamentalistisch-dogmatische democraten in flagrante strijd met de moderne beginselen van openbaarheid, verantwoording en democratie. Het vermoeden dat een door erfopvolging op haar plaats gekomen koningin in staat is politici te ”influenceren”, is hen een doorn in het oog.
Wiskundelokaal
Op zich hebben de fundi-republikeinen daarin nog gelijk ook. Een niet-gekozen staatshoofd past niet langs het liniaal van rechtlijnige democraten. Maar dit is wel het gelijk van een wiskundelokaal, prinzipienreiterei die geen recht doet aan de praktijk van Nederland als een constitutionele monarchie, waar ook de vorst gebonden is aan de door de volksvertegenwoordiging goedgekeurde Grondwet en de overige ”wetten des lands”.
Het grondwetsartikel dat bij koningin Beatrix goudomrand ingelijst hangt op haar werkkamer is dan ook niet: „Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van koning Willem I, prins van Oranje-Nassau” (artikel 24), maar: „De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers. De Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk” (42). Dat is de as waar het bij de ”macht” van de koningin om draait.
Deze door de grote liberale grondwetgever J. R. Thorbecke in 1848 geformuleerde staatsrechtelijke wet van Meden en Perzen heeft alle grondwetswijzigingen overleefd. Hier wordt in de kern geformuleerd hoe de praktijk werkt: de koningin troont boven de partijen, de ministers zijn verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op het beleid. Met ander woorden: alles wat de koningin doet of nalaat, moet gedekt worden door de ministers. Hare Majesteit kan zich dan ook nooit méér vrijheden veroorloven dan de ministers voor hun rekening willen nemen.
En omdat de ministers door de volksvertegenwoordiging ter verantwoording kunnen worden geroepen, zullen ze ook altijd met een schuin oog naar die Tweede Kamer kijken om te voorkomen dat ze in de politieke gevarenzone komen.
Ruimte
Het mooie van de formule van Thorbecke is dat die enige ruimte laat voor de koningin om haar ambt op verschillende manieren in te vullen. In de negentiende eeuw lag het zwaartepunt van de regering nog duidelijk bij de vorst. Dat is werkende weg veranderd.
Nu is het omgekeerd! Het is trouwens ook goed als ”de macht” gedeeld wordt over verschillende staatsorganen. Typisch calvinistisch, omdat we van Calvijn hebben geleerd is dat je macht, vanwege „’s mensen geneigdheid tot alle kwaad”, moet spreiden over meerdere personen en instanties. In Nederland zijn de machtigste machthebbers momenteel de ministers en de leden van de Tweede en de Eerste Kamer.
Breed vertrouwen
Overschakelen op een republiek zou overigens kunnen. De Grondwet biedt die mogelijkheid. Maar waarom zou je dat doen en koningin Beatrix inruilen voor een Job Cohen of Geert Wilders? Een belangrijk voordeel van een koning(in) is namelijk dat die breed vertrouwen geniet. Er is in heel Den Haag niemand die méér vertrouwen geniet dan koningin Beatrix, dwars door alle lagen van de bevolking heen. Het NIPO heeft becijferd dat de steun voor de monarchie al vanaf 1964 schommelt rond de 80 à 90 procent van de bevolking. Over democratische legitimatie gesproken!
Een staatshoofd dat zonder verkiezingscampagne op de troon zit heeft verder op een gekozen president voor dat hij of zij mensen bindt. Hij is voor zowel links als rechts acceptabel. In een land waar zo veel verschillen zijn en die verschillen eerder toe- dan afnemen, is dat een goede zaak.
In koningin Beatrix beleven we met z’n allen in zekere zin onze eenheid. Zij herinnert ons aan de (historische) banden die ons verbinden. Daarom is Oranje bij uitstek geschikt om ‘ons’ in het buitenland te vertegenwoordigen en een gezicht te geven. Wat dat betreft kijkt men in het buitenland soms jaloers naar Nederland!
Hiermee hangt het feit samen dat koningin Beatrix garant staat voor bovenpartijdigheid. Die is haar met de paplepel ingegoten en continu ingeprent. Die bovenpartijdigheid stelt het hof in staat om het schip van staat, als dat door toedoen van het Binnenhof op een dood punt is aangeland, weer in beweging te krijgen. Denk aan de al genoemde kabinetsformaties. Anderen, bijvoorbeeld een president, zouden dat natuurlijk ook kunnen, maar bij de koningin hoeven we er niet bang voor te zijn dat zij gehinderd wordt door partijbelangen. Niemand in Nederland is zó getraind in onpartijdigheid als de koningin.
Komen en gaan
Een ander voordeel van onze monarchie is de continuïteit die erdoor gewaarborgd wordt. Ministers en staatssecretarissen komen en gaan, en hetzelfde geldt voor de Kamerleden (gemiddelde zittingsduur rond de vijf jaar!), maar de koningin zit al ruim dertig jaar op haar post. De koningin is het enige blijvertje in Den Haag. Dat is een groot pluspunt. Ervaring, gebaseerd op kennis van zaken en trouwe toewijding, is altíjd goed, maar zéker in staatszaken. Met de enorm hoge omloopsnelheid van de politici op het Binnenhof weegt dit voordeel zwaarder dan ooit.
Alle ministers die met koningin Beatrix te maken hebben gehad en die daar iets over hebben losgelaten, zijn vol lof over haar. Welk kleurtje ze ook hebben, ze zijn het er allemaal over eens dat de koningin vanwege haar ervaring en de vele contacten die zij heeft duidelijk een toegevoegde waarde heeft.
Vinger
Ten slotte. Christenen belijden dat de geschiedenis niet een toevallige samenloop van omstandigheden is, maar dat in de historie Gods almacht, wijsheid, rechtvaardigheid en genade zichtbaar zijn – zeg maar: Gods vinger. De wetenschap dat God begaan is met ons, met Nederland en met de wereld, is een machtige en troostvolle wetenschap.
Koningin Beatrix is een Oranje. Zij herinnert ons aan de strijd die haar voorgeslacht voerde voor de onafhankelijkheid van ons land. De Oranjes streden tégen tirannie en dwingelandij en vóór de vrijheid om God te kunnen dienen overeenkomstig de Bijbel. Willem van Oranje, niet voor niets bekroond met de eretitel Vader des Vaderlands, ging Nederland daarin voor.
Koningin Beatrix is dan ook nog altijd koningin ”bij de gratie Gods”. Zo staat dat tot op de dag van vandaag boven wetten en Koninklijke Besluiten. Een poging van GroenLinks en D66 om deze „vermolmde antiquiteit” uit de wetstekst te slopen, werd vorig jaar door premier Rutte verijdeld. Voor de VVD’er omdat hij waarde hecht aan de historie. Voor mij was dit belangrijk omdat in die woorden anno Domini 2011 nog onomwonden beleden wordt dat er boven het woeden van deze wereld en haar heersers óók nog een Koning der koningen is. In Diens dienst mag iedereen minister zijn…
De auteur is kenner van de (geschiedenis van de) monarchie en voorlichter van de SGP-fractie in de Tweede Kamer.