Traditionele vrouwenrollen
Mens & Maatschappij (86e jaargang nr. 3) presenteert een onderzoek naar de steun voor traditionele vrouwenrollen in niet minder dan 32 landen. In hoeverre is het overheidsbeleid daarop van invloed en in hoeverre hebben mannen en vrouwen daarover andere opvattingen?
Socialisatie is een levenslang proces dat het gedrag en de opvattingen van mensen beïnvloedt. Meisjes worden echter anders gesocialiseerd dan jongens. Evenzo geldt dat buitenshuis werkende moeders hun kinderen anders socialiseren dan moeders zonder beroep.
De steun voor traditionele vrouwenrollen blijkt in Chili het hoogst te zijn en in Denemarken het laagst. Over het algemeen geven mannen meer de voorkeur aan traditionele vrouwenrollen dan de vrouwen zelf. Onder werkende vrouwen is weinig steun voor de traditionele rol van huisvrouw. Ook naarmate mensen jonger zijn is daar minder steun voor. Datzelfde geldt naarmate men hoger opgeleid is.
Relatief veel steun voor de traditionele vrouwenrol is te vinden bij gehuwden, bij mensen met kinderen en bij religieuze mensen, vooral als zij ook frequente kerkbezoekers zijn. Moslims en oosters-orthodoxen zijn meer voorstanders van traditionele vrouwenrollen dan joden en protestanten. Ook het overheidsbeleid is een factor van betekenis. Dat geldt vooral voor de Scandinavische landen.
In Sociologie Magazine (jaargang 19 nr. 3) wordt aandacht geschonken aan de integratie van Europa op het vlak van het wetenschappelijk onderzoek. De Europese onderzoeksfinanciering is de laatste 25 jaar in omvang aanzienlijk toegenomen. De Europese samenwerking werd daardoor gestimuleerd. Transnationale coauteurschappen stegen van 4 procent in 1980 naar 16 procent in 2006.
Wel blijkt dat grote landen meer profijt hebben van Europese onderzoeksprogramma’s dan kleinere. Vooral Britse auteurs nemen een leidende plaats in als het gaat om transnationale coauteurschappen. Engeland herbergt ook veel meer internationale tijdschriften en uitgevers dan welk ander Europees land.
Er zijn ook verschillen qua vakgebied. Juristen zijn nog steeds sterk georiënteerd op de nationale tijdschriften. In de economische en bedrijfswetenschappen is daarentegen een groot deel van de citaties in vakbladen internationaal. Verder geldt dat behalve de samenwerking binnen Europa ook die met onderzoekers uit de VS belangrijk gestegen is.
Kijken we naar de meest geciteerde auteurs op wereldschaal in de sociale wetenschappen en de humaniora, dan is het opvallend dat dat veel vaker Europeanen zijn dan Amerikanen. Bovendien zijn die auteurs afkomstig uit relatief kleine vakgebieden. De helft van de auteurs is verbonden met filosofie, een derde met sociologie.
Het gaat hier niet om specialisten in de enge betekenis van het woord. Het zijn juist mensen als Michel Foucault die de grenzen van de gevestigde disciplines hebben overschreden. Waarschijnlijk is het in Europa gemakkelijker om die disciplinegrenzen te overschrijden dan in de VS.
Bas van Stokkom kritiseert in Socialisme & Democratie (jaargang 68 nr. 7/8) de hegemonie van de ‘eigen keuze’-doctrine. Als gevolg daarvan wordt elk moreel argument tegenwoordig geïnterpreteerd als een inperking en een aanval op het ego. Hij beschouwt het emancipatieproject van de jaren zestig en zeventig in vele opzichten als mislukt en pleit voor een programma van volksverheffing. Daarbij gaat het niet alleen om negatieve vrijheid, maar vooral om positieve vrijheid: verantwoorde keuzes kunnen maken en het eigen levensproject vorm kunnen geven.
Naar het zich laat aanzien heeft de bevrijding van maat en begrenzing voor lageropgeleiden heel andere gevolgen gehad dan voor hogeropgeleiden. De culturele kloof tussen de klassen is de laatste decennia groter geworden. Lager opgeleiden zijn ontvankelijk voor een nieuw nationalisme, voor populisme en het zich afzetten tegen andere groepen. Zij kijken voornamelijk commerciële tv en kunnen geen weerstand bieden aan verleidingen die door de commercie en de amusementsindustrie onophoudelijk aan de man worden gebracht.
Maar niet alleen in de lagere klassen, ook in de maatschappelijke bovenlaag zijn veel vrijgevochten antiburgers aan te treffen. De leuze „dat maak ik zelf wel uit” verbindt hen met elkaar. Die leuze betekent ook dat het niet meer nodig is om naar een ander om te zien. Hij heeft immers zijn eigen keuzes gemaakt, ook al leiden die tot alcoholisme en pornoverslaving. Dat is het hart van de huidige neoliberale ‘winner-loser’-samenleving.
Ook politiek links heeft lange tijd gekoketteerd met deze vrijheid-blijheidbenadering. Er is echter dringend behoefte aan een postliberaal vrijheidsbeeld dat zich richt op positieve vrijheid. Een fatsoenlijke samenleving heeft een besef van zelfbegrenzing nodig. Het gaat om een herontdekking van de menselijke maat. Ook moet de maatschappelijke participatie van lager opgeleiden worden gestimuleerd.
Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur Reformatorisch Dagblad. Reageren? focus@refdag.nl