Commentaar: In Israël functioneert de rechtsstaat naar behoren
Joodse extremisten staken gisteren een moskee in het bedoeïenendorpje Tuba Zangaria, in Galilea, in brand. Het interieur van het gebedshuis raakte zwaar beschadigd en tientallen boeken gingen verloren. ”Prijskaartjesaanvallen”, heet dit soort acties in de Israëlische volksmond, veelal in reactie op Palestijnse terreurdaden.
Fout, natuurlijk. Tegen de wet. Strafbaar en verwerpelijk. Het gaat niet aan het recht in eigen hand te nemen, ook al is het een kwestie van je rivalen met gelijke munt terugbetalen.
Het opvallende is wel de publieke verontwaardiging in Israël over de brandstichting. Premier Benjamin Netanyahu sprak openlijk zijn veroordeling uit en hield de bevolking voor dat dit soort daden „niet bij Israël past.” De Sefardische en Asjkenazische opperrabbijnen Amar en Metzger kondigden aan samen met president Shimon Peres een solidariteitsbezoek aan Tuba Zangaria te zullen brengen.
In de Israëlische media verschenen analyses over het toenemende Joodse extremisme en terrorisme. Daarin klonk klinkklaar onbegrip over het feit dat juist een moskee in Tuba Zangaria als doelwit was gekozen. Aanvallen op moskeeën op de Westelijke Jordaanoever komen vaker voor, maar een aanslag in een dorp binnen Israël zelf is uitzonderlijk. Zeker als de bedoeïenen uit dat dorp en masse in het Israëlische leger dienstdoen.
Die discussie geeft aan hoe een rechtsstaat behoort te functioneren. Juist in een tot in het extreme gepolariseerd conflict tussen Israël en de Palestijnen blijft een democratie eigen wandaden aan de kaak stel- len – in de politiek, de media en onder de bevolking zelf.
Het zou te wensen zijn dat aan Palestijnse zijde eenzelfde mechanisme zou functioneren. Dat bij elke aanval op Israëlische burgers het Palestijnse leiderschap zou opstaan en publiekelijk zijn verontwaardiging zou uitspreken. Dat Palestijnse media een serieuze discussie zouden voeren over terreurdaden, „die niet in de Palestijnse maatschappij passen.” En dat de Palestijnse bevolking zelf zou inzien dat dit soort acties niet kan.
”Palmer” stond er in grote graffittiletters op de moskee in Tuba Zangaria gespoten. De naam verwees naar Asher Palmer, die vorige maand samen met zijn zoontje in de buurt van Hebron om het leven kwam. Palestijnen gooiden stenen naar zijn auto, waardoor Asher Palmer en zijn jonge kind verongelukten. Het bleef angstvallig stil aan Palestijnse kant. En dat was bepaald niet de eerste keer.
Ondertussen ligt er bij de VN-Veiligheidsraad wel een Palestijns verzoek om volwaardig lidmaatschap van de Verenigde Naties. Erkenning van een onafhankelijke Palestijnse staat is het uiteindelijke doel. De Palestijnen mogen zich eerst wel eens realiseren dat er bij een staat ook verantwoordelijkheden horen.
Een van de eerste verantwoordelijkheden van een staat is het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Maar ook het veroordelen en bestrijden van inbreuken op die orde, ook als dat in de tuin van de buurman gebeurt. Wat dat betreft heeft de Palestijnse Autoriteit nog een lange weg te gaan. Om over de Hamasbeweging in de Gazastrook nog maar niet te spreken.