De bloemetjes buitenzetten
Nieuw is het niet. Geregeld zijn er signalen dat een deel van de kerkelijke jeugd op zaterdagavond uit zijn dak gaat tijdens het bezoek aan disco’s, kroegen of clandestiene barretjes in caravans en schuren.En toch is elk bericht daarover weer schokkend. Jongeren die een degelijke, gereformeerde opvoeding hebben gekregen en zich dat bovendien ook heel wel bewust zijn, zetten op de laatste avond van de week de bloemetjes buiten. Ze weten dat hun liederlijk gedrag in strijd is met Gods geboden -geven dat ook grif toe- maar hebben lak aan waarschuwingen. Lijkt het.
Het gaat het niet aan het fenomeen laconiek te taxeren als iets van alle tijden onder het motto: „Nu zijn het feestnummers, straks zijn het keurige vaders en moeders.” In de praktijk zal dat voor een aantal van deze jongeren gelden, maar daarmee zijn de zonden van hun jonkheid nog niet weggepoetst. Met aanpassing van gedrag is nog geen innerlijke omkeer gegarandeerd.
Evenzo is het nogal gemakkelijk om met een zucht van gelatenheid of met een vlijmscherpe veroordeling deze jongeren af te schrijven. Natuurlijk is er op hun gedrag veel aan te merken. Dat weten de meesten zelf ook, zo blijkt uit gesprekken. Zelfs degenen die een groot stuk onverschilligheid voorwenden, geven onder vier ogen meestal toe dat hun uitspattingen niet door de beugel kunnen. Waarschuwen is op zich niet misplaatst.
Het valt te betwijfelen of dat het eerste en het enige moet zijn. Waarschuwingen kunnen gemakkelijk ontaarden in vanuit de hoogte de wacht aanzeggen. En dat roept veel verzet op bij jongeren. Zij voelen zich „neergezet als kerkelijk afval”, zoals een van hen het omschreef. Alleen waarschuwen kan gemakkelijk gevoelens van onbegrip bij de jeugd oproepen.
Vaak blijkt dat er bij deze jongeren nog wel degelijk een aanknopingspunt is voor gesprek. Ook al doen zij soms boude uitspraken over de kerk en hun opvoeding, zij geven er wel degelijk blijk van goed op de hoogte te zijn van hetgeen naar Schrift en belijdenis is. Daarbij vergeten ouderen nog wel eens dat bijvoorbeeld een opmerking die van de leer van de uitverkiezing een karikatuur maakt, eerder een vraag inhoudt dan dat ze een afwijzing betekent. Een negatieve, onverschillig klinkende uitspraak kan juist mogelijkheden bieden voor een gesprek.
Er zijn jongeren van orthodox-christelijke afkomst die innerlijk volledig afscheid hebben genomen van hun opvoeding. Helaas. Zolang zij minderjarig zijn, onderwerpen zij zich geveinsdelijk aan de regels van hun ouders. Maar Bijbel, kerk en geloof zeggen hen niets meer. Toch valt te betwijfelen dat dit voor het merendeel van de uitgaansjeugd geldt. Een deel van de feestnummers van zaterdagavond blijkt op andere momenten in de week wel degelijk bereid tot bezinning en gesprek. Zonder die merkwaardige scheiding bij jongeren tussen zaterdagavond en andere dagen goed te keuren, is het van groot belang dat ouders en ambtsdragers zich wel realiseren dat dit twee kanten zijn van dezelfde jeugd.
Voor geen mens geldt ten volle de uitdrukking: ruwe bolster met een blanke pit. Maar ouderen gaan nogal eens af op de ruwe bolster van de jeugd, waarbij ze de neiging hebben hun eigen pit op te poetsen. Dat versterkt de kloof. Wanneer ouders en ambtsdragers naast jongeren gaan staan, is de jeugd vaak bereid het eigen gedrag kritisch onder ogen te zien.
In enkele plaatsen hebben ambtsdragers het initiatief genomen op zaterdagavonden de uitgaansgelegenheden te zoeken en jongeren uit te nodigen tot een gesprek in de pastorie of een zaal bij de kerk. Niet elke jongen of meisje laat zich meetronen. Maar die inspanning wordt door veel jongeren gewaardeerd. Zij voelen daarmee dat de kerk, de ouderen zich om hen bekommeren. Dat wint hen meer dan veroordelende waarschuwingen. Hoe nodig die op zichzelf ook zijn.