Kerk & religie

Een heidin

Mattheüs 15:21 en 22

26 September 2011 09:12Gewijzigd op 14 November 2020 16:48

„En ziet, een Kananese vrouw, uit die landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: „Heere! Gij Zone Davids, ontferm U mijner. Mijn dochter is deerlijk van de duivel bezeten.””

Uitleggers vragen wat voor een vrouw zij was. Mattheüs zegt een Kananese, niet van edele afkomst; Markus zegt een Syrofenicische; want Syro-Fenicië lag op de grenzen van Palestina en Syrië en werd toen bewoond door de overblijfselen van de Kanaänieten.

Hoewel, het wordt in Christus’ rekenboek als geen blaam aangemerkt of uw vader een Amoriet of een Hethiet was, zo gij tot Hem komt. Hij vraagt niet van wie gij afstamt als u de Zijne bent; noch wie uw vader is, als u maar Zijn broeder wilt zijn en van Zijn huis bent.

„En van daar opstaande, ging Hij weg naar de landpalen van Tyrus en Sidon”, Markus 7:24. Christus, Judea moe zijnde, was bedroefd in de geest wegens de huichelarij van de farizeeën en de terging van dat hardnekkig volk.

Hij was verjaagd naar de onreine heidenen. De verharding der joden opent een weg om Christus’ eerste en jonge liefde tot de heidenen te tonen.

Christus trekt een baan van het gordijn der afscheiding opzij en ziet erdoor op een gelovige heidin.

Dr. S. Rutherford, hoogleraar te St. Andrews (”Zegepraal des geloofs”)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer