Symposium Oude Paden over lage kerkmuren
LAGE VUURSCHE – Eén keer bediende ds. J. R. Cuperus het Heilig Avondmaal tijdens een interkerkelijke gezelschapsdag van de eerwaarde heer De Redelijkheid. Een tweede verzoek wees hij af.
„Waarschijnlijk omdat hij het eens was met de kanttekeningen die ds. L. Rijksen in De Saambinder bij deze gebeurtenis had geplaatst”, zei J. P. Neven zaterdagmiddag tijdens het symposium ”Over kerkmuren heen” van het kerkhistorisch kwartaalblad Oude Paden. Ds. Rijksen had gewezen op het ontbreken van een voorbereidingspreek en van ambtelijk opzicht. Het contact van ds. Cuperus met de Gereformeerde Gemeenten werd door dit commentaar overigens niet geschaad. En later was het een predikant van die gemeenten zelf die zijn kansel voor de hervormde ds. Cuperus openstelde, zei Neven: ds. C. Hegeman liet hem in het Canadese Unionville of Bradford spreken.
In de drie lezingen tijdens het symposium werden steeds twee predikers beschreven. Ds. M. van Kooten noemde parallellen tussen dr. H. F. Kohlbrugge en dr. A. Kuyper: beiden tweemaal een radicale ommekeer doorgemaakt, beiden in Amsterdam en Utrecht gewoond. Verschillen waren er ook. Ds. Van Kooten moest bij Kuyper denken aan Martha, bij Kohlbrugge aan Maria. Kuyper bruiste van activiteiten en zei op zijn sterfbed dat hij nog zoveel te doen had. Kohlbrugge was de man van het láten doen.
Ondanks de verschillen raakten en bleven ze bevriend. Kuyper accepteerde dat Kohlbrugge hem te activistisch vond. Hij noemde Kohlbrugge „een der krachtigste geesten die deze eeuw onder Hollands zonen geboren zag worden”, en hij wijdde nog veel meer warme woorden aan hem. Toen kerkhistoricus Wagenaar Kohlbrugge na diens overlijden een antinomiaan noemde, ging Kuyper daar scherp tegenin.
J. P. Neven beschreef het leven van godsdienstonderwijzer A. de Redelijkheid en ds. J. R. Cuperus, en noemde terloops ook de overeenkomsten tussen ds. Cuperus en zijn vriend ds. J. T. Doornenbal: beiden cultuurminnaars, beiden reislustig.
Ds. Cuperus stelde de rechtvaardiging van de goddeloze nadrukkelijk aan de orde. Hij had die zelf beleefd.
De Redelijkheid hield jarenlang gezelschappen voor mensen uit allerlei kerken en ook van buiten de kerk. Het was met name ook voor die laatste groep dat hij ds. Cuperus in 1964 het Avondmaal liet bedienen.
J. Mastenbroek beschreef het leven van ds. T. Dorresteijn en ds. D. C. Overduin. Beiden kwamen uit een geslacht waarin godsvreze werd gevonden. Beiden traden uit de Gereformeerde Gemeenten. Maar ze waren heel verschillend: ds. Dorresteijn rustig en bedaard, ds. Overduin impulsief, independentistisch, een nonconformist, niet altijd evenwichtig. De eerste diende één gemeente, de ander nam tien keer een beroep aan, waarbij hij drie keer naar een plaats terugging. En: ds. Overduin had een baard, hoewel niemand in zijn nageslacht Mastenbroek kon vertellen waarom hij daartoe besloot.