België lijkt het kernafval op te gaan slaan in de relatief ondiepe Boomse klei. De Brabantse partijen hebben een voorkeur voor het dieper gelegen Ieperiaanklei vanwege de extra isolatie en het ontbreken van zoet grondwater op die diepte. België neemt het advies mee.

Hoogleraar geohydrologie aan de TU Delft Theo Olsthoorn presenteerde vrijdag in Den Bosch de resultaten van zijn onderzoek dat hij in opdracht van de provincie Noord-Brabant deed naar de gevaren van de ondergrondse opslag van kernafval. De kans op lekken van de vaten kernafval is uiterst onwaarschijnlijk, schrijft Olsthoorn in zijn onderzoek. Het radioactieve jodium zal na enkele tienduizenden jaren als een van de eerste isotopen het stromende grondwater bereiken. De concentratie noemt hij ’aanvaardbaar’.

Volgens de zuiderburen voldoen alleen locaties dichtbij de grens met Brabant aan Europese regels (diepte minimaal 200 meter) voor opslag. Nadeel daarvan is dat het grondwater daar naar Nederland stroomt. Op plekken verder van de grens in België is de klei niet diep genoeg maar stroomt het grondwater naar het zuiden.

Volgens het Belgische Niras, de instantie die kernafval beheert, is nog niet duidelijk op welke locatie en in welke kleilaag het kernafval wordt opgeslagen. Het advies om dat in de diepere Ieperiaanse kleilaag te doen wordt meegenomen, liet een woordvoerster weten.

Brabant Water is een van de voorstanders van extra onderzoek naar opslag in het dieper gelegen Ieperiaanklei. Volgens directeur Guïljo van Nuland warmt het grondwater door de ondergrondse opslag in de Boomse kleilaag met 6 graden op. Verder loopt de opslag op die diepte gevaar bij eventuele bevingen van de aarde. Als er iets misgaat dan loopt de drinkwatervoorziening voor 3 miljoen mensen grote risico’s, aldus Van Nuland.

Onderzoek naar de mogelijkheden van de Ieperiaanklei zou nog 10 jaar duren. Olsthoorn zegt echter dat er voor België geen principiële reden is om nu al een beslissing te nemen.