Beledigen in Tweede Kamer van alle tijden
DEN HAAG – Grof taalgebruik in de Tweede Kamer is van alle tijden. Zo ook het beledigen van bevriende staatshoofden. Zelfs de SGP deed er aan mee.
„De islamitische aap is weer eens uit de mouw gekomen”, zei De Roon (PVV) vorige week dinsdag tijdens het vragenuurtje. „Hij zetelt ditmaal in Ankara en hij heet Erdogan.”
Deze opmerking was donderdag de aanleiding voor een verhitte woordenstrijd tussen PVV-leider Wilders en premier Rutte. Wilders noemde de Turkse premier ooit een „total freak”, ofwel: „mafkees.”
De PVV’ers zijn bepaald niet de eersten die zich grof uitlaten over buitenlandse regeringsleiders. ARP-Kamerlid Gerbrandy noemde de Indonesische president Sukarno in 1958 een „oorlogsmisdadiger.” Toen de Kamervoorzitter hem erop wees dat hij een bevriend staatshoofd beledigde, zei Gerbrandy gevat: „Dan neem ik deze uitdrukking over uw vriend terug.”
SGP-Kamerlid Van Dis sr. betitelde Sukarno in 1962 –toen de kwestie Nieuw-Guinea hoog opspeelde– als „leugenaar.” De Kamervoorzitter stond ook dat niet toe, waarna Van Dis de kwalificatie veranderde in „onderontwikkelde semi-intellectueel.”
Voor die tijd, maar ook daarna, vloog allerlei straattaal door de Kamer. Ministers werden uitgemaakt voor „leugenaar”, „flapdrol” of waren „knettergek.” CDA-Kamerlid Ormel werd door zijn PVV-collega Graus een „alzheimerpatiënt” genoemd. „Effe dimmen”, zei SP’er Marijnissen ooit tegen Kamervoorzitter Weisglas. Niet alleen populisten, maar ook anderen deden er vrolijk aan mee.
Grof taalgebruik in de Kamer is dus van alle tijden. Maar nieuw is dat Wilders donderdag bij zijn verdediging van De Roon zo fel uithaalde naar nota bene de premier: („Doe eens normaal, man! (…) Lezen, voordat u wat zegt!”) Dat zou Van Dis, destijds ook politiek leider van de SGP, in een vergelijkbare situatie nooit tegen de toenmalige minister-president De Quay hebben gezegd.
Aan het slot van het debat zei CU-leider Slob donderdag dat de Kamer een „enorme voorbeeldfunctie” heeft. „Bedenk eens hoe een kleine vlam een enorme bosbrand veroorzaakt”, citeerde hij Jakobus 3 over het gebruik van de tong. „Daarvan moeten wij ons allemaal rekenschap geven.”