Molukkers bleven vreemd in Rouveen
ROUVEEN – Van integratie is het nooit gekomen. Molukkers en Rouveners leefden twaalf jaar lang totaal langs elkaar heen, blijkt uit een donderdag gepresenteerde documentaire. „Vergeet niet: Wij hadden nog nooit een zwarte gezien.”
Ze waren „als schepen die elkaar passeren in de nacht”, zo drukt een van de betrokkenen het uit in de documentaire ”Vreemdelingen en bijwoners”. Die documentaire, van de hand van filmmaker Geertjan Lassche, ging donderdagavond in première in het Historisch Centrum Overijssel in Zwolle.
De film gaat over de 180 Molukkers die na de oorlog door de Nederlandse overheid werden gehuisvest in het voormalige Joodse werkkamp Conrad in Rouveen. Tijdens de kampperiode, van 1954 tot 1966, was er nauwelijks contact tussen de 23 Molukse gezinnen in het kamp en de Rouveense bevolking.
Mathijs Souhoka, die als kind in het kamp woonde, heeft het daar 45 jaar later nog altijd moeilijk mee. „Wij waren ook christenen, we zijn gekerstend door Nederland. Jullie christelijke plicht was om de vreemdeling te herbergen. Waarom gebeurde dat dan niet?” vraagt hij op de man af aan de Rouveners die hij ontmoet.
Rouvener Arend Harink, die naast het kamp opgroeide, verontschuldigt zich: „Je moet niet vergeten, het waren de jaren 50, we hadden nog nooit een zwarte gezien.”
Andere inwoners van Rouveen wijzen er echter op dat de Molukkers zelf ook nauwelijks contact hebben gezocht. Maar, drukt een van hen gelaten uit: terug te draaien is het allemaal niet meer.
Zaterdag wordt er in Rouveen een monument onthuld voor de Molukse ex-kampbewoners.