„Mij aangaande daaren­tegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed.”
Is het niet genoeg dat u in Adam vrijwillig gevallen zijt? Maar moet u dan ook nog opnieuw vrijwillig uw weerspannigheid tonen? God roept u thans op de genademiddelen te gebruiken. Die hebt u wel eens weerstaan. Wilt u ze dan moedwillig nogmaals weerstaan? Evenals Israël (echter ten onrechte) tot zijn broederen sprak: Is ons de ongerechtigheid van Peor te weinig van dewelke wij niet gereinigd zijn tot op deze dag? Terwijl gij u heden van achter de Heere afkeert, zo kan ook ik vragen: Is uw vrijwillige afval in Adam u dan te gering waarvan ge dan nog niet gereinigd zijt tot op deze dag?

Maar moet u dan ook Christus nog vrijwillig weerstaan? Let erop dat zelfs de kinderen Gods die niet half zo onwillig zijn als gij (evenwel zeggen zij: Ik wilde het goede wel doen maar ik kan het niet), zelfs Gods kinderen, zeg ik, proberen zich dagelijks te vernederen.

O, ellendig mens die ik ben, zegt Paulus in Rom. 7:24. Hij was toch een van Gods kinderen, een erfgenaam van de hemel en verzekerd van de zaligheid.

A. Hildersham,
predikant te Leicester

(”Leer van vasten en bidden over de zonden”, 1659)