Kijken en vergelijken in het Mauritshuis
Duetten noemt hij ze liefkozend. Carel Blotkamp, emeritus hoogleraar moderne kunst aan de Vrije Universiteit Amsterdam, heeft als gastconservator moderne kunst het eerbiedwaardige Mauritshuis in Den Haag binnengesmokkeld en deze paarsgewijze gekoppeld aan oude meesters uit de collectie van het museum.
Het zijn interessante vragen die hij oproept. Wat gebeurt er als je een zelfportret van Charley Toorop naast een zelfportret van Rembrandt hangt? Of een stilleven van Juan Gris naast een stilleven van Jan Davidsz. de Heem? Of ”Couple aux têtes pleines de nuages” van Dalí naast ”Meisje met de parel” van Vermeer?
De tweetallen, die verspreid tussen de vaste collectie zijn neergehangen, zijn met zorg gekozen. Het ging Blotkamp er niet zozeer om kunstwerken bij elkaar te brengen die direct verband met elkaar houden, in de zin dat de kunstenaar van het moderne werk zich door het oudere heeft laten inspireren. Hij heeft gezocht naar meer toevallige overeenkomsten tussen oud en nieuw –in compositie, in thematiek, in kleurgebruik– zodat er verrassende samenklanken zouden ontstaan.
Deze presentatie van oude en moderne kunst nodigt onmiskenbaar uit tot (beter) kijken en vergelijken. Op het moment dat de kijker zo’n tweetal in het oog krijgt, ontstaat er een wisselwerking tussen de schilderijen. Ze gaan als het ware met elkaar in gesprek, als gelijkwaardige partners. Het lijkt bijna een autonoom proces waar de toeschouwer buiten staat. Terwijl hij natuurlijk zowel de katalysator als het klankbord is. Ten diepste draait het in deze tentoonstelling om de vragen: Wat is kunst? Wat doet een schilderij met je? En zijn kunstwerken zo autonoom dat ze uit hun historische context kunnen worden gelicht?
Het openingsduet is meteen de extreemste combinatie, zowel qua verschil in tijd als in de uitwerking van het thema. Blotkamp heeft bij ”De bewening van Christus” van Rogier van der Weyden uit het midden van de vijftiende eeuw het doek ”Fragment of a Crucifixion” van Francis Bacon uit 1950 gehangen. Het eerste kunstwerk straalt sereniteit en ingetogenheid uit; Jezus’ lijden en dood brengen niet tot wanhoop maar tot inkeer. In de compositie wordt de gestorven Jezus als het ware aan de beschouwer gepresenteerd. Kijk wat u hebt veroorzaakt. Maar ook: Hij deed dit voor u.
Het schilderij van Bacon, overtuigd atheïst, is daarentegen rauw en radeloos van toon. Een vleermuisachtige figuur met een in een schreeuw vertrokken mond steekt af tegen een zwarte kruisvorm. Een tweede vormeloze figuur hangt over de dwarsbalk van het kruis maar lijkt niets te kunnen uitrichten. Met het Bijbelse lijdensverhaal heeft dit niets te maken. Hier wordt het lijden als zelfstandig fenomeen gepresenteerd, los van welke christelijke notie dan ook. Het werk is aangrijpend in zijn intense wanhoop en diepe uitzichtloosheid.
Deze schilderijen vertegenwoordigen geestelijke machten die niet met elkaar in harmonie te brengen zijn, elkaar juist uitsluiten en bevechten. Duet wordt hier duel.
De overige dubbeltallen zijn veel minder beladen. Het is boeiend om ”Stilleven met flessen en mes” van Juan Gris (1887-1927) uit 1912 te vergelijken met ”Stilleven met boeken en een viool” van Jan Davidsz de Heem (1606-1683/4) uit 1628. Achter de ogenschijnlijke wanorde van De Heem zit bij nadere beschouwing toch de doordachte geometrische schikking die bij Gris nadrukkelijk op de voorgrond treedt. Tegelijk springt bij Gris in het oog dat in een stilleven de ruimte tussen de objecten van groot belang is en kunstzinnig ingevuld moet worden – zoals dat ook in de zeventiende eeuw het geval was.
Interessant is de ontmoeting tussen ”Het grafmonument van Willem van Oranje in de Nieuwe kerk in Delft” van Gerard Houckgeest uit 1651 en ”Proun P23” van de Russische avant-gardist El Lissitzky uit 1919. In beide kunstwerken draait het –bijna letterlijk– om ruimte. Houckgeest was zijn tijd vooruit doordat hij de kerkruimte niet (zoals Saenredam bijvoorbeeld) symmetrisch weergaf. De twee verdwijnpunten liggen links en rechts buiten de rand van het schilderij. De pilaar, die prominent op de voorgrond staat, belemmert het zicht op Oranjes graf – de blik van de kijker wordt in een rusteloze zigzagbeweging juist omhoog getrokken, zodat de kerkruimte lijkt rond te wentelen. Dynamiek in domineesland.
Lissitzky goochelt op zijn eigen manier met ruimte. Hij creëert een soort kosmische ruimte waarin de toeschouwer als een astronaut voorwerpen tegenkomt. Het traditionele perspectief is hier helemaal achter de horizon verdwenen; elke vorm wordt vanuit een ander gezichtspunt waargenomen. Ook hier vindt het oog geen houvast.
En dan ”Meisje met de parel” van Vermeer. De icoon van het Mauritshuis is gekoppeld aan een uit Museum Boijmans Van Beuningen geleende Dalí: ”Couple aux têtes pleines de nuages”, ofwel: Een paar met het hoofd vol wolken. De keus voor Dalí is minder opmerkelijk dan op het eerste gezicht lijkt. Dalí was een groot bewonderaar van Vermeer en beschouwde hem als de grootste kunstenaar aller tijden. Ondanks de onmetelijke verschillen tussen Dalí en Vermeer zijn er wel degelijk overeenkomsten aan te wijzen. De drieklank blauw-geel-wit van Vermeer bijvoorbeeld is bij Dalí terug te vinden. De contour van Vermeers meisje komt in tweevoud terug bij Dalí, als een versterkte echo. En beide kunstwerken ademen een verstilde, geheimzinnige sfeer. Een fraai slotakkoord.
”Moderne meesters te gast in het Mauritshuis” is tot en met 11 december te zien.