Dr. Plaisier waarschuwt voor radicalisering in Israëldebat
NIJKERK – Exclusieve solidariteit met Israël of met de Palestijnen kan snel leiden tot radicalisering en polarisatie in de kerk. „Als ik soms lees of hoor hoe fel er van beide kanten op broeders of zusters wordt ingehakt”, aldus dr. A. J. Plaisier, „dan is dat een gevaar voor de kerk, waarvoor ik ernstig voor wil waarschuwen.”
Dr. Plaisier, scriba van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), sprak maandag in Nijkerk op een studiedag over de notitie ”Onopgeefbaar verbonden”. De bijeenkomst was georganiseerd door het Platform Kerk en Israël en het Israël Beraad binnen de Protestantse Kerk.
De notitie ”Onopgeefbaar verbonden”, die eerder deze maand verscheen, is opgesteld door een werkgroep vanuit de Gereformeerde Bond, het Confessioneel Gereformeerd Beraad en het Evangelische Werkverband in de Protestantse Kerk. In het document staat onder meer dat de kerk geroepen is solidair te zijn met Israël en op te komen voor het bestaansrecht van de staat Israël. De zogenoemde landbelofte in Bijbel geldt voor het gebied „dat de Eeuwige ooit aan Abraham heeft toegewezen.”
Dr. Plaisier noemde de notitie een „prikkelende bijdrage” en een „gepassioneerde stem” waarin geprobeerd wordt de trouw van God aan Israël serieus te nemen. „De trouw van God is geen fantoom. Eeuwen lang heeft God Israël in stand gehouden, juist ook in het kruis dat dit volk heeft gedragen. Het is een analogie van het kruis van Christus. Het is niet vernietigd in de gaskamers. Het is van groot belang dat Israël nu een thuisland heeft. Het zou een ramp zijn wanneer dat thuisland zou verdwijnen. Het jaar 1948 is een teken van Gods trouw. Een opgejaagd volk heeft nu een eigen plekje onder zon. Het is een analogie van de opstanding van Christus. Niet minder, maar ook niet meer.”
De opstellers van de notitie nemen het lot van de Palestijnen echter „niet echt serieus”, vindt hij. „Vervelend die checkpoints, maar het zijn toch vooral de eigen leiders die daar de schuld van hebben. En: kritiek op Israël mag binnenskamers worden geleverd, maar verder moeten we ons klip en klaar achter de staat Israël scharen. Bewijzen we Israël daar echt een dienst mee?”
Aan de andere kant zijn de Palestijnen niet enkel en alleen slachtoffers. „Die eenzijdigheid is in sommige kringen van Sabeel te vinden. Daar wordt de zwarte piet van het conflict in het Midden-Oosten exclusief bij Israël gelegd. Daar dreigt Israël de ”bad guy” te worden, waartegen de ”good guy”, de Palestijnse leiders, gunstig afsteken, waarbij over Hamas niets gezegd wordt, evenmin als over de vaak dubieuze rol van de Arabische landen. En waarbij het smeulende en soms openlijk uitbrekende antisemitisme nauwelijks wordt genoemd.”
De scriba van de Protestantse Kerk bracht ook enkele theologische bezwaren naar voren. Zo zou de notitie teveel uitgaan van het schema dat God eerst de joden uit alle landen bijeen zal brengen in een eigen land, en dat vervolgens de Messias zal komen. „Zo kun je misschien bepaalde teksten uit het Oude Testament lezen, maar nu wordt dit wel gepresenteerd als dé lezing van de profeten. Hebben we in de loop van de geschiedenis van de Schriftuitleg niet vaker zulke stellige lezingen gezien? En hebben we daar vaak ook niet op moeten terugkomen? Daar komt bij deze uitleg in het Nieuwe Testament geen steun vindt.”
Het grootste bezwaar van dr. Plaisier is echter dat in de notitie de christologie te kort komt. „Het heil is in Jezus Christus: dát is de doorslaande verkondiging van het Nieuwe Testament. In Hem heeft God beslissend gehandeld. Dit heil in Christus is eerst voor de jood en ook voor de Griek. En volgens Paulus is er dan ook een moment waarop gezegd wordt: eerst de heidenen en dan Israël.”
Het ontbreekt de opstellers van de notitie aan een „bescheiden poging de tekenen van de tijden te duiden”. In plaats daarvan hanteren ze „een normatieve geschiedenisvisie: dit doet God, zo werkt Hij, dat moeten we geloven.” Daardoor komt er druk op de gewetens te liggen, aldus de scriba. „Immers, nu móeten we de staatsvorming van Israël als Gods werk zien. Dan kunnen we ook niet anders dan daar helemaal achter te gaan staan. Dan zijn verwijzingen naar het internationale recht maar doekjes voor het bloeden. Hier is God. En: zo wil God het. Wat kan ik anders doen dat dit ook te willen? Maar weten we niet tot welke ongelukken dit heeft geleid?”
Overigens heeft dr. Plaisier vergelijkbare vragen bij het zogenoemde Kairosdocument van christelijke Palestijnse theologen. „Daar lijkt hét kwaad, dé zonde dat van de bezetting te zijn van het land, en hét heil de bevrijding van de bezetting en het leven in een land waar Palestijnen tot hun recht komen. Ook hier wordt een grote druk uitgeoefend op de gewetens.”
Dr. Plaisier herhaalde nog eens dat de Protestantse Kerk een boycot van Israëlische producten niet zal steunen. „Een boycot doet teveel denken aan de bordjes ”Bei Juden nicht kaufen” tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat kunnen wij niet over onze lippen krijgen.”
Dr. ir. J. van der Graaf, een van de opstellers van de notitie ”Onopgeefbaar verbonden”, vroeg dr. Plaisier hoe de steun van de Protestantse Kerk aan het Palestijns centrum voor bevrijdingstheologie Sabeel in Jeruzalem te verenigen is met de „onopgeefbare verbondenheid” met het volk Israël, waarover de protestantse kerkorde spreekt. „We hebben een relatie met Israël én met Palestijnse christenen”, antwoordde deze. „Een van de stemmen van Palestijnse christenen is die van Sabeel. Er bestaat een band omdat we het belangrijk vinden dat er gesprekken plaatshebben en dat er getheologiseerd wordt. Dat betekent echter niet dat we aan Sabeel kritiekloos lippendienst bewijzen.”
Het debat over Israël verdeelt de kerk, constateerde ook ds. H. Poot (Oosternieland), bestuurslid van het Evangelisch Werkverband. „Het roept enorme emoties op. En terecht. Zo zwaar ligt de zaak en het raakt de hele theologie, ons hele belijden. De visie op Israël heeft te maken met ons lezen van de Schriften, met ons beeld van God en van Jezus, met onze visie op de toekomst.”
Ds. G. H. Abma uit Gouda, lid van de werkgroep Israël van het Evangelisch Werkverband, noemde het manifest ”Onopgeefbaar verbonden” een belijdenis, een ”confessio”. „We hebben gespeeld met de gedachte het document over de muur van het landelijk dienstencentrum te werpen als een ”confessio”. Maar we waren er beducht voor dat dit pretentieus zou overkomen. Toch kunnen we niet ontkennen dat onze verklaring een belijdend gehalte heeft. We zijn ervan overtuigd dat de zaken die in ons manifest –of zeg gerust: onze confessio– naar voren komt, kernpunten zijn waar de kerk mee staat of valt.”