Cultuur & boeken

Alberto Manguel voert pleidooi voor lezen

Voor echt lezen is tijd nodig. En de bereidheid om het gelezene te laten bezinken en er een eigen duiding aan te geven, schrijft Alberto Manguel in ”De kunst van het lezen”. Het boek is een demonstratie van deze woorden.

dr. Hans Ester

15 September 2011 20:38Gewijzigd op 14 November 2020 16:39

Is Alberto Manguel een Argentijnse schrijver, of een Argentijns-Joodse schrijver of hoort hij eerder bij de Engelstalige letterkunde thuis? Maar ook Frankrijk, waar hij te midden van zijn 30.000 boeken woont, is een optie om hem te karakteriseren. Het meest van alles is Manguel echter een literaire wereldburger die de Bijbel grondig kent, op de middelbare school in Buenos Aires de klassieken leerde lezen en door bekwame docenten in de moderne Europese literatuur werd ingeleid.

Alberto Manguels boek ”De kunst van het lezen” is het beste demonstratieobject van wat de schrijver ons probeert te zeggen: voor het ware, echte lezen is tijd nodig, evenals de bereidheid om het gelezene te laten bezinken, om het vervolgens geestelijk te verteren en er een eigen duiding aan te geven. Om Manguels boek te lezen, moet je een stil hoekje kiezen en gewapend met een potlood de dialoog met deze ongelofelijk belezen man aangaan.

Aan alle hoofdstukken uit ”De kunst van het lezen” gaan mooie citaten vol raadsels en humor uit Lewis Carrolls hoogst gecompliceerde boeken ”Alice in Wonderland” en ”Achter de spiegel” vooraf. Manguel heeft dit bewust gedaan, om zijn visie op literatuur te onderstrepen. Literatuur is volgens hem altijd meerduidig en verlangt altijd de creatieve inbreng van de lezer. Hij benadrukt ook dat literatuur altijd op de schouders van eerdere literatuur staat en dat wij als lezers onze vorige leeservaringen bewust of onbewust inbrengen in de toe-eigening van het nieuwe werk dat we in handen hebben.

Behalve ”Alice in Wonderland” is ”Don Quichot” van Miguel de Cervantes voor Manguel een sleuteltekst. Steeds weer duikt Don Quichot op om een wezenlijke eigenschap van de literatuur te laten zien, bijvoorbeeld het gegeven dat de auteur een verzonnen identiteit aanneemt. Of het lezen door Don Quichot van zijn eigen avonturen als een tekst. De arrogante postmodernisten uit onze tijd kunnen hier een puntje aan zuigen. Aan ”Don Quichot” ligt een zeer geraffineerd spel met werkelijkheid en verbeelding ten grondslag. Een andere auteur wiens werk Manguel heeft gevormd, is de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges. In het bijzonder zijn het de boeken ”De Bibliotheek van Babel” en ”De Aleph” waarop hij teruggrijpt.

Alberto Manguel pleit voor het indringende lezen omdat uit dat lezen een kwaliteit van geloven, denken en leven voortkomt die de samenleving van onze tijd ons onthoudt. Zonder dat lezen zijn wij in Manguels ogen aan de macht van het geld overgeleverd: de producten waarvoor reclame wordt gemaakt „vereisen niet zozeer een bepaald geloof of ongeloof als wel een onverstoorbaar vertrouwen in het imaginaire ding dat is gecreëerd, waarbij kleurige, onbeduidende afbeeldingen, conventionele maar lege symbolen, eenvoudige geruststellingen en instructies de kijker in een staat van wezenloos verlangen brengen. (…) Het is niet toevallig dat reclamebureaus de hedendaagse kunstmarkt bestieren waarin eenzelfde opzettelijke banaliteit en oppervlakkigheid zijn getransformeerd tot eigenschappen die de monetaire waarde van een kunstwerk legitimeren.” Ik voeg hieraan toe dat de televisiereclame deze banaliteit tot norm heeft verheven en dat het onbegrijpelijk is dat we hiertegen niet collectief in opstand komen.

In het hoofdstuk ”Aanzet tot een definitie van de ideale lezer” staan onder meer de volgende eigenschappen van de ideale lezer: „De ideale lezer is een stapelaar: telkens als hij een boek herleest voegt dat een nieuwe herinnerings­laag toe aan het verhaal.” En: „Als ze het boek dichtslaan hebben ideale lezers het gevoel dat, hadden ze het boek niet gelezen, de wereld schraler was geweest.”

Een mooi voorbeeld van een boek dat voor Manguel de wereld rijker heeft gemaakt, is ”Avonturen van Pinokkio” van de Italiaanse schrijver Carlo Collodi. Nadat hij eerst heeft laten zien dat de Disneystudio’s met hun verfilming van ”Pinokkio” er een potje van hebben gemaakt („veel van de meest memorabele verhaallijnen waren verdwenen”), richt Manguel de aandacht op het belang van het leren lezen en daarmee mens worden van de houten pop Pinokkio.

Aan de hand van Pinokkio ontwerpt Manguel een schets van de ideale ontwikkeling van de mens. Allereerst leert een kind de codes van de schrift waarin het geheugen van de samenleving is opgeslagen. Daarna leert een kind volgens Manguel de grammatica die de codes reguleert. In de derde fase leert de jonge mens de inscripties in die code (dus bijvoorbeeld een roman of gedicht) begrijpen om kennis te verwerven over zichzelf en de wereld om ons heen. Pinokkio bereikt de derde fase niet. Pinokkio’s vriendje Lampwiek associeert boeken met iets moeilijks en vervelends en draagt dit op Pinokkio over. Manguel ziet deze houding van Pinokkio –alles verkrijgen met altijd de minste moeite– als typerend voor onze tijd.

In het hoofdstuk over de ideale lezer schrijft Manguel: „Robinson Crusoe is geen ideale lezer. Hij leest de Bijbel op zoek naar antwoorden. Een ideale lezer is op zoek naar vragen.” Hierover denk ik heel anders. De Bijbel biedt juist wel antwoorden. Onze taak is het om de vragen te vinden waarop de Bijbel de antwoorden geeft.

Manguels ”De kunst van het lezen” is een prachtig boek, soms aanvechtbaar, vaak overtuigend. Lectuur voor in de strandstoel is het niet. Eerder voor het naar binnen gekeerde gevoel van de herfst.


Boekgegevens

De kunst van het lezen, door Alberto Manguel; vert. Nicoline Timmer; uitg. Ambo, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 263 2333 1; 412 blz.; € 29,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer