Vreemdelingenbeleid in Deense stembusstrijd naar de achtergrond
KOPENHAGEN – Economisch staat Denemarken er beter voor dan Griekenland. Toch speelt de schuldencrisis vandaag de hoofdrol bij de parlementsverkiezingen. De hamvraag waarover de kiezers een uitspraak moeten doen is of er moet worden gesnoeid op de staatsuitgaven.
De zittende liberaal-conservatieve coalitie mikt op een financieel defensief beleid. Maar de socialistische oppositie –die in de peilingen al lange tijd als winnaar wordt aangemerkt– vindt dat niet nodig. Zij is juist bang voor afbraak van het welzijnsgebouw.
De regeringspartijen waarschuwen echter weer even hard terug en verwijten de linkse oppositiepartijen dat Denemarken met hen de weg inslaat naar Griekse toestanden, waarmee uiteindelijk de wal het schip zal moeten keren.
De verkiezingen van vandaag worden daarmee voor het eerst sinds het midden van de jaren 90 niet meer gedomineerd door het vreemdelingenbeleid, maar door de economie. Dat betekent ook dat de populistische Deense Volkspartij (die net als in Nederland de PVV van Wilders de regering overeind heeft gehouden) minder aandacht trekt dan voorheen. Er zijn zelfs signalen dat de populisten over hun hoogtepunt heen zijn.
Bij zowel de vaste aanhang van de liberalen als de conservatieven zijn er bovendien kiezers die de nationalistische tonen van de Deense Volkspartij beu zijn. De grensbewakingsplannen die de partij voor het zomerreces wist door te drukken –dwars tegen de intenties van het Verdrag van Schengen in– waren de druppel die de emmer bij velen deed overlopen.
Regionale voorlieden van de regeringspartijen, die van oudsher sterk pro-Europees zijn, getuigden daarvan door van de partijtop te eisen dat het nu maar een keer afgelopen moest zijn met al die concessies aan de populisten, die alleen maar het nationalistische sentiment strelen. In de peilingen staan de liberalen en de conservatieven hoe dan ook op zijn best op handhaving van hun huidige zetelaantal in parlement. De volksvertegenwoordiging bestaat in Denemarken uit één kamer, de zogeheten Folketing, die 179 volksvertegenwoordigers huisvest.
Dat neemt allemaal niet weg, dat de liberalen en de conservatieven, ook als ze zouden winnen, de populistische gedoogsteun niet kunnen missen om een doorstart van de huidige regering te maken. De liberale premier Lars Lokke Rasmussen neemt de Deense Volkspartij daarom tegen de criticasters uit eigen kring in bescherming.
De gedoogsteun van de populisten sinds het aantreden van de coalitie in november 2001 heeft tal van restricties ten aanzien van de immigratie van personen van buiten de EU opgeleverd. Daaronder vallen een puntensysteem, financiële eisen aan immigranten en de regel dat er geen partner uit het buitenland mag worden gehaald als deze jonger is dan 24 jaar. „Zonder de Deense Volkspartij zou de immigratie veel groter zijn geweest. Dat moeten we ons wel realiseren”, vindt de regeringsleider. Niettemin houdt hij eraan vast dat de gedoogpartij geen kans moet krijgen op echte regeringsdeelname.
De oppositie durft het vreemdelingenbeleid niet ter discussie te stellen. Het is dan ook tevens tot stand gekomen met de opvallend stille steun van de sociaaldemocraten. Zij gaan ervan uit dat ze vandaag na tien jaar de regeringsmacht kunnen heroveren met de hulp van de links-socialisten, dat wil zeggen de Socialistische Volkspartij, en de links-liberalen van Radikale Venstre (het best te vergelijken met D66).
De nieuwe regering zal dus paars worden. In dat geval is niet uit te sluiten dat de radicalen in de loop van het regeringsproces zullen eisen dat het vreemdelingenbeleid op onderdelen op de schop wordt genomen. De links-liberalen vinden de huidige regels veel te rigide en te nationalistisch.
De links-liberale radicalen zijn volgens de peilingen wel bezig een flinke zetelwinst binnen te halen. Een zekere flexibilisering van het vreemdelingenbeleid is zo bekeken niet denkbeeldig, vooral niet als een paarse regering straks ook nog afhankelijk zal worden van de oud-communisten. Die zijn verenigd in de Eenheidslijst.
De radicalen lijken trouwens in alle mogelijke coalities een sleutelpositie te krijgen, te vergelijken met de plaats die de populisten de afgelopen tien jaar hadden. De links-liberalen hebben namelijk laten zien dat ze niet tot elke prijs bereid zijn om met de socialisten in zee te gaan. Potentieel breekpunt is het economisch beleid. Op dat punt wensen de links-liberalen geen avonturen met oplopende begrotingstekorten en een verder oplopende belastingdruk. Denemarken is nu al het OESO-land met de hoogste belastingdruk. En ondanks tien jaar rechts bewind heeft het de grootste collectieve sector.
De zittende coalitie wil onder geen beding dat de overheid nog groter wordt. De sociaaldemocraten zijn wel bereid er nog een schepje bovenop te doen. Met duizenden nieuwe arbeidsplaatsen bij de overheid en overheidsinstellingen hopen zij de economische groei op te krikken.