Commentaar: Langer doorwerken wel erg vrijblijvend
Berlusconi heeft de Europese Unie dinsdag gevraagd een verhoging van de pensioenleeftijd in alle lidstaten op te leggen. Zonder externe dwang durft de Italiaanse premier de impopulaire maatregel, die volgens hem wel noodzakelijk is, niet aan uit angst voor stemmenverlies.
Zo’n houding doet de wenbrauwen fronsen, maar geheel vrij is Nederland er ook niet van. Al jarenlang wordt hier aangedrongen op een hogere pensioenleeftijd; vooral omdat de kosten voor de oude dag door de vergrijzing uit de hand dreigen te lopen, maar ook omdat straks alle handen nodig zijn op een krapper wordende arbeidsmarkt.
Keer op keer liep de discussie echter vast in de Hollandse polderklei. Na jaren van overleg bereikten werkgevers, de vakbeweging en het kabinet in juni van dit jaar dan toch een akkoord over dit tere onderwerp. Daarin staat dat de AOW-leeftijd en de pensioenleeftijd in 2020 van 65 naar 66 jaar gaan en in 2025 naar 67 jaar.
In plaats van dat vakbonden alles op alles hebben gezet om ervoor te zorgen dat ouderen straks ook daadwerkelijk langer kúnnen doorwerken, is er de achterliggende maanden vooral gedebatteerd over maatregelen om mensen de mogelijkheid te bieden toch met 65 jaar te kunnen stoppen, met zo min mogelijk financiële pijn.
Langer doorwerken is op die manier vooral een vrijblijvende keuze geworden, waardoor zowel de bezuiniging als de winst voor de arbeidsmarkt deels zijn tenietgedaan.
Om de intern verdeelde FNV tegemoet te komen deed minister Kamp van Sociale Zaken dinsdag nog enkele consessies die ervoor zorgen dat met name lagere inkomens makkelijker geld kunnen sparen om eerder te kunnen uittreden. Nadat de andere vakbonden al eerder instemden met het akkoord, lijkt nu ook een meerderheid van de FNV het te gaan bekrachtigen.
Daarmee wordt ernstig gezichtsverlies van FNV-voorzitter Jongerius voorkomen. Die zette in juni haar handtekening onder het akkoord, zonder zich te hebben vergewist van de steun van haar belangrijkste bonden: Bondgenoten en Abvakabo.
Dat die bonden –die weliswaar een meerderheid van de FNV-leden vertegenwoordigen, maar binnen de FNV geen beslissende stem hebben– het akkoord niet steunen, is niet alleen voor de beeldvorming over het akkoord relevant. Bij verreweg de meeste cao-onderhandelingen zitten deze twee bonden om de tafel en ook in de meeste pensioenfondsen hebben ze een gewichtige stem. Het geluid van Abvakabo en Bondgenoten zal daarom nog veelvuldig worden gehoord.
Zorgelijk is dat door de discussie omtrent de verdeelde FNV een ander onderdeel van het pensioenakkoord uit beeld lijkt geraakt, namelijk het plan dat pensioenfondsen hun geldpotten straks mogen berekenen op basis van de verwachte rendementen op beleggingen, in plaats van op basis van de geldende marktrente.
Van die afspraak, in deze krant door econoom Bas Jacobs een „boekhoudkundige truc” genoemd, kunnen met name jongeren de dupe worden. Het is daarom te hopen dat politici, die donderdag met Kamp spreken over het akkoord, die weeffout nog herstellen.