Van Stoeten-Herman tot stippeltjesdominee
In vroegere gesloten gemeenschappen kende men bijnamen om gelijkluidende namen van families te onderscheiden. Ook afzonderlijke personen kregen typerende bijnamen. Tientallen pagina’s met (vermakelijke) bijnamen uit Rijssen (ongeveer 800) kan men via internet tot zich nemen. Nee, we noemen geen namen.
Ook groten in de geschiedenis kregen hun deel: Bertha met de Grote Voeten, Willem de Zwijger, Filips de Schone, Jan zonder Vrees, Johanna de Waanzinnige, de Karels de Dikke, de Stoute en de Kale, Lodewijk de Vrome.
Ook de weleerwaarden kregen soms een typerende naam toebedeeld. Soms vertederende verkleinwoorden. In mijn jonge jaren was er Vollebregtje, voor de enkele turven hoge ds. Th. G. Vollebregt. En dan was er Van Dammetje, als aanduiding voor de kleinschalige ds. Chr. van Dam van de Gereformeerde Gemeenten. In Ulrum werd prof. dr. P. Hofstede de Groot –de man van de Groninger richting, voorganger van de afgescheiden ds. Hendrik de Cock– om dezelfde reden ”de lutjen doomnie”, de kleine dominee, genoemd. In bevindelijke kring heette Wulfert Floor innig vertrouwelijk Floortje.
De corpulente ds. Dirk Molenaar (1786-1865), die met de afgescheidenen van 1834 wel verwant was maar met de Afscheiding niet meedeed, heette Dikke Dirk. Zo ken ik er nog wel enkele…
Sommige eerwaarden hadden al een bijnaam in de plaats van hun geboorte. Herman Ligtenberg, ooit dominee van de Gereformeerde Gemeenten in Lisse en in Rotterdam, heette al in Rijssen, zo leerde me de hierboven genoemde lijst, ”’n Stoeten-Herman”. Een voorvader had rond 1800 uit Enter een stoet, oftewel een witbrood, meegebracht dat in Rijssen niet te koop was.
De gereformeerde ds. F. C. Zwaal (Winterswijk, 1935-1967) voerde pleidooien voor één collecte in de eredienst. Hij werd de dominee van ”het ene offer”. Dr. J. C. de Moor (1878-1926) hield lezingen over het boek Job onder de titel ”Hetgeen ik niet verstond”. Ik houd het erop dat, toen hij onder die bewoordingen in de volksmond werd aangeduid, men er niet mee bedoelde wat van sommige eerwaarden wordt gezegd, namelijk dat ze ’s zondags onverstaanbaar en doordeweeks onvindbaar zijn.
De VU-hoogleraar A. A. van Schelven (1880-1955) was de stippeltjesdominee, omdat hij vaak op het laatste moment werd gevraagd voor invalbeurten.
Dat ds. Huizinga, ooit doopsgezind predikant in Westzaan, als dominee Huilinga door het leven ging, had hij te danken aan zijn grafstem.
Herman Moded, ”een onbeheerst man” uit de tijd van de Reformatie, werd door Charlotte de Bourbon Immoded, de onwelvoeglijke, genoemd.
Soms komt iemand in zijn of haar kleur openbaar, zoals de rode ds. A. S. Talma. De sektarische Zwarte Jannetje was berucht in Veenendaal. In de hervormde gemeente van Loon op Zand stond van 1877 tot 1880 ds. Joh van de Kieboom. Hij heette Zwart Jantje, niet alleen om zijn gewaad maar kennelijk ook om gepraat en daad.
Drugsbaron Klaas Bruinsma, de maffiabaas die in 1991 in Amsterdam werd doodgeschoten, werd overigens wegens zijn zwarte outfit ook ”de dominee” genoemd. Zwart zegt dus ook niet alles!