Onderwijs & opvoeding

„Wees voorzichtig met beoordeling van het verleden”

AMERSFOORT – Het reformatorisch onderwijs moet zich meer bezinnen op de doorwerking van de identiteit in de vakken, luidde afgelopen maand het pleidooi in deze krant. Wat vinden de docenten? Vandaag: de geschiedenisleraar.

Evert van Dijkhuizen
9 September 2011 19:29Gewijzigd op 14 November 2020 16:33
H. H. van der Welle Foto RD
H. H. van der Welle Foto RD

Het lijkt een logisch statement: natuurlijk komt bij geschiedenis de identiteit van een reformatorische school om de hoek kijken. Het gaat er immers om dat leerlingen Gods hand in de geschiedenis leren zien. H. H. van der Welle-Vogelaar, docente op het Van Lodenstein College in Amersfoort, trapt op de rem.

„Geschiedenis is hoe mensen uitvoering geven aan het plan van God met deze wereld. Maar wie zijn wij dat wij Zijn hand precies kunnen waarnemen? Laten we bescheiden zijn, niet overgeestelijk. Neem de Amerikaanse vrijheidsoorlog. Twee protestantse bevolkingsgroepen staan lijnrecht tegenover elkaar. Hoe moet je dat duiden? Of denk aan de oorlog van Holland tegen Spanje. Wij menen God aan onze zijde te hebben, maar vergeten gemakshalve de martelaren van Gorkum.”

Gevraagd naar het eigene van haar vak op een reformatorische school gaat Van der Welle (58) liever een andere kant op. „Hoe kijk je tegen de geschiedenis aan? Als concentrische cirkels van opgaan, blinken en verzinken? Of lineair: de geschiedenis start bij de eerste mens en loopt uit op de wederkomst? De eerste visie, gangbaar op openbare scholen, betekent dat de geschiedenisles niet meer is dan een duiding van oorzaak en gevolg.”

Van der Welle kiest „uit overtuiging” voor de tweede optie. „Ik zit niet te preken in de les, maar als ik de aanslagen van 11 september behandel, ga ik verder dan de verklaring dat de islam met geweld oprukt in de wereld. Dat is op zich waar, maar ik zeg erbij: het kwaad zit sinds de zondeval in elk mens. Ik veroordeel de ideologie achter de aanslagen, maar niet de mensen. Pas bij de wederkomst zal er een einde komen aan geweld, dood en verderf.”

In de onderbouw gebruikt Van der Welle een christelijke methode, in de bovenbouw een seculiere. „Oudere leerlingen prikkel ik om zelfstandig na te denken. Calvijn komt in de seculiere methode vooral negatief naar voren. Als de man die in Genève allerlei vreselijke dingen heeft gedaan. Ik laat de leerlingen op zo’n moment de context van die tijd zien. Datzelfde geldt bij Luther die, voor onze begrippen, nogal antisemitische uitspraken heeft gedaan. Maar Luther was een late middeleeuwer. We moeten zijn uitlatingen in die tijd plaatsen.”

Van der Welle wil „voorzichtig” zijn met het beoordelen van mensen en hun daden in het verleden. „Ook dat hoort voor mij bij christelijk onderwijs. Al leven de mensen over wie het gaat niet meer, het zijn wel je naasten.”

Zeker in de bovenbouw van het havo en het vwo wil Van der Welle niet haar eigen mening opdringen. „Ik zet aan het begin van m’n les een probleemstelling neer, geef de leerlingen informatie om er op verschillende manieren naar te kijken, vraag hun oordeel en vertel pas aan het eind van de les wat ik ervan vind. De leerlingen waarderen die benadering.”

Dit is het vijfde deel in een serie artikelen over reformatorische scholen en hun identiteit. Dinsdag deel 6.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer