Minieme hoop op vrede in Israël
Het lijkt een manier waarop beide partijen zonder gezichtsverlies een uitweg kunnen vinden uit 33 maanden van geweld: de Palestijnse extremisten kondigen een wapenstilstand af, Israël trekt zijn leger terug en de Palestijnse Autoriteit belooft hervatting van aanslagen op Israëliërs te voorkomen.
Met voorzichtigheid aan beide zijden, doordachte Amerikaanse begeleiding en minimaal een stevige dosis geluk kunnen het Palestijnse bestand en de gedeeltelijke Israëlische terugtrekking leiden tot vrede en de oprichting van een Palestijnse staat in 2005, zoals de Amerikaanse president George Bush voor zich ziet.
Beide zijden in het conflict hebben iets te winnen. De Palestijnen gaan nu gebukt onder armoede, reisverboden, wegblokkades, Israëlische aanvallen en bestuurlijke chaos. Volgend jaar al kunnen ze hun eigen staat hebben, al is het er een met voorlopige grenzen en al krijgen ze -als de definitieve grenzen in 2005 worden vastgesteld- vermoedelijk minder grondgebied dan toenmalig Israëlisch premier Ehud Barak hun enkele jaren geleden bood.
Ook Israël kan alleen maar profiteren van vrede. De bevolking leeft nu in een nachtmerrie: altijd en overal kan een zelfmoordterrorist toeslaan. Door het geweld is van de ooit veelbelovende toeristische sector weinig over. Ook de rest van de economie is er beroerd aan toe: de werkloosheid bedraagt 10 procent.
Een flinke meerderheid van de Israëlische bevolking wil van de Palestijnse gebieden af. Zelfs premier Ariel Sharon, ooit de kampioen van de Joodse nederzettingen en een fel tegenstander van eerdere vredesplannen, heeft het woord ”bezetting” in de mond genomen en zich uitgesproken voor een Palestijnse staat.
„De eerlijkheid gebiedt ons toe te geven dat de Palestijnse terreur resultaat heeft gehad”, constateerde columnist Nahum Barnea in de Israëlische krant Yediot Ahronot. „Ze heeft ervoor gezorgd dat de Israëliërs genoeg hebben van de bezetting.”
Maar Israël en de Palestijnen zijn eerder dicht bij vrede geweest. Wat toen gold, geldt nu nog steeds: de radicale minderheden aan beide zijden houden de meerderheid in gijzeling. Als een Palestijnse splintergroepering ergens een bom laat afgaan en Israël daar met het gebruikelijke geweld op reageert, is het Midden-Oosten opnieuw terug bij af.
Dat de situatie opnieuw escaleert, is verre van denkbeeldig: in de Gazastrook kan de Palestijnse Autoriteit eventueel optreden tegen organisaties met verkeerde plannen, maar op de Westelijke Jordaanoever heeft zij nauwelijks greep. Ook kan blijken dat Hamas en de Islamitische Jihad de wapenstilstand alleen maar willen gebruiken om zich te hergroeperen en nieuwe aanslagen voor te bereiden, zoals de Israëlische regering zegt te vermoeden. Joodse kolonisten hebben in het verleden ook aangetoond in het nauw rare sprongen te kunnen maken.
Bush’ intensieve bemoeienis biedt enige hoop. De Amerikaanse president heeft zich sinds een top begin juni opgeworpen als de kampioen van de ”routekaart” en hij zal alles doen om er een succes van te maken. Na de militaire overwinningen op de Taliban in Afghanistan en het regime van Saddam Hussein in Irak is vrede tussen Israël en de Palestijnen het volgende Amerikaanse doel in het Midden-Oosten.
Op het eerste gezicht neemt Bush een fors risico. Zijn invloed is uiteindelijk immers beperkt: zelfs de machtigste man ter wereld houdt een vastbesloten Palestijn met een explosievengordel niet tegen. Eerdere Amerikaanse presidenten hebben ook geprobeerd de geschiedenis in te gaan als de grote vredestichter in het Midden-Oosten. Zij hebben gefaald.
Juist het falen van zijn voorgangers biedt Bush een uitweg: hij heeft altijd de mogelijkheid de schuld af te schuiven op de notoire ontoegeeflijkheid van beide partijen. De VS hadden de beste bedoelingen, zal Bush dan zeggen, maar Israël en de Palestijnen zijn nu eenmaal onverbeterlijk.