Niet-geregistreerde christenen in China
Dat de vervolging van christenen in China niet meer zo massief en totaal is als voorheen, mag bekend zijn. Maar wat zijn dan de criteria van de eenpartijstaat om wel of niet toe te slaan? En hoe kan de niet-geregistreerde kerk ook in de toekomst staande blijven? Niet dominees, maar ondernemers blijken daarvoor steeds belangrijker te worden.
Het jongste nummer van de Journal of Current Chinese Affairs, een internationaal tijdschrift van sinologen, is een special over staat en religie in China. De sinologen dr. Richard Madsen en dr. David Schak gaan in hun bijdragen in op de plaats van de protestantse kerken in China, in het bijzonder de houding van de overheid jegens de niet-geregistreerde kerken.
Hoeveel christenen zijn er eigenlijk in China? De schattingen variëren van 25 tot 130 miljoen. Madsen houdt het op 60 miljoen, van wie slechts 20 procent tot de geregistreerde (lees: de door de Chinese eenpartijstaat gecontroleerde) kerk behoort. Onder de niet-geregistreerde gemeenten, die nadrukkelijk uit de greep van de overheid willen blijven, is ook nog eens sprake van een sterke groei.
De prijs is hoog. Zo moeten deze huiskerken zelf huisvesting vinden – vaak is dat dan iemands woning of wordt er ergens wat gehuurd. Ook hulp bij het opzetten van een opleiding moeten ze ontberen. Toch zijn er veel van zulke instellingen. Zo telt de provincie Henan in totaal meer dan 200 kleine seminaries.
De niet-geregistreerde kerken zijn grofweg onder te verdelen in charismatische (pinkster)kerken, meer gematigde evangelische gemeenten en kerken van gereformeerde signatuur. De laatste zitten vooral in de steden en hun leden zijn doorgaans hoogopgeleid. Zulke stedelijke gemeenten –met juristen, zakenlui, wetenschappers en journalisten in hun midden– zijn onder de autoriteiten berucht vanwege het maatschappelijk aanzien dat de leden genieten.
De evangelische en pinksterkerken zijn vooral op het platteland te vinden; hun leden zijn vaak laag- of niet geschoold. Deze kerken behoren wél tot de grootste en ook nog eens de sterkst groeiende in China. Mede om die reden worden ze het meest gevreesd door de autoriteiten. Dat is ook vanwege het charismatische karakter van hun geloof, met onderdelen als het spreken in tongen en gebedsgenezing. De radicaliteit van hun geloof maakt hen verdacht als notoire tegenstanders van aards gezag.
Hoe ernstig is het gesteld met de onderdrukking van christenen in China? Van de vele tienduizenden niet-geregistreerde kerken in China hebben de meeste geen enkele last van de autoriteiten. Zo kan het zijn dat in een en dezelfde stad een of enkele gemeenten worden aangepakt, terwijl de overgrote meerderheid van gemeenten met rust wordt gelaten. Wél blijven er beruchte regio’s, zoals de provincie Hebei en gebieden rond de politieke machtscentra. De provincies Hunan, Shaanxi, Binnen-Mongolië en de zuidoostkust zijn relatief tolerant.
Waarom wordt de ene kerk wel aangepakt en de andere niet? Op de achtergrond speelt mee dat de Chinese eenpartijstaat zich kwetsbaar en bedreigd voelt, juist omdát het een eenpartijstaat is. Daaruit vloeit een obsessie voor stabiliteit voort, inclusief de drang om zich met „potentiële gevaren” te bemoeien en die in de greep te krijgen.
Ten aanzien van kerken spelen aantallen een cruciale rol. Formeel geldt dat een huisgemeente niet meer dan dertig leden mag hebben. Dat heeft in de hand gewerkt dat gemeenten zich algauw opsplitsen en zich dus ook sneller verspreiden. En juist voor zulke netwerken van kerken is de overheid weer uiterst beducht, vooral als die verschillende provincies beslaan. De autoriteiten zien verder graag dat huiskerken onzichtbaar blijven. Geen grote aantallen en geen samenkomsten in het centrum van een stad, maar aan de randen ervan. En: niet te veel liefdadigheidswerk, want ook dát valt te veel op.
Doorgaans zijn het lokale autoriteiten die besluiten om tegen een bepaalde kerk actie te ondernemen, en die bestuurders hebben daarbij zo hun eigen afwegingen. De belangrijkste: een goed imago voor wat betreft het investeringsklimaat, met orde en rust als visitekaartje. Maar door illegale huiskerken hardhandig op te doeken, riskeren de autoriteiten burgerprotest en andersoortige onrust. Zolang er geen reden is om een illegale kerk aan te pakken wordt die daarom met rust gelaten. Er ontstaat op die manier iets van een wederzijdse verstandhouding tussen een lokaal bestuur en een huisgemeente.
De ‘kerkvijandige’ regels en wetten die er op centraal, provinciaal en lokaal niveau bestaan zijn sowieso vaag en open voor plaatselijke uitleg. Ze worden bij hun bekrachtiging ook nog eens gehinderd door ”guanxi”, sociale netwerken. „Zijn die persoonlijke relaties sterk (tussen de autoriteiten en burgers, inclusief christenen) dan is bijna álles mogelijk in China”, aldus een waarnemer. Wenzhou is daarvan een voorbeeld. Dankzij de uitgebreide sociale netwerken die daar zijn, wordt er jaarlijks publiekelijk Kerst gevierd en is een plaatselijke christelijke zakenman tot partijsecretaris gekozen (in plaats van een prominent partijlid).
Overigens wordt de rol van christelijke zakenlieden in dit verband steeds belangrijker. Ze zitten ook achter het fenomeen ”baaschristenen” onder meer te vinden in –alweer– Wenzhou. Hierbij gaat het om christelijke zakenlieden die de contacten onderhouden met lokale bestuurders en met economische instanties, met als doel de kerken te accepteren als onderdeel van een gunstig investeringsklimaat. Zulke ondernemers hebben vaak zelf niet-geregistreerde kerken gesticht (waar ze gemeenteleden nog nét niet zien en behandelen als hun werknemers).
Welke kant gaat het op in China? Zal de vrijheid groter worden, of juist niet? De eenpartijstaat ziet zich voor een dilemma geplaatst: de huidige snelle groei is ongewenst, maar met keihard optreden riskeert hij sociale onrust vanwege hevige protesten. Tegelijkertijd is men vastbesloten geen grotere vrijheid toe te staan. Schak citeert in dit verband Chinakenner David Shambaugh: „China heeft goed gezien dat de val van de communistische regimes in Oost-Europa in 1989 óók werd veroorzaakt door het toestaan van vrije kerken.” Het beseft terdege dat dit een hellend vlak is in de richting van politieke oppositie en het einde van de eenpartijstaat. Maar men ziet in China ook dat gemeenteleden een uitermate positieve bijdrage leveren aan de samenleving. En juist de sociale agenda van president Hu en premier Wen, met daarin de aanpak van de armoede, van corruptie en van milieuproblemen, vereist een actievere rol van burgers, waarin kerken kunnen meespelen – zij het tot op zekere hoogte.
Zowel het een als het ander dus. Dát is wat men in Peking wil. Het beleid dat daaruit voortkomt is weinig verheffend, aldus Shambaugh: aanmodderen. Voor niet-geregistreerde christenen biedt dat kansen: niet om óók maar aan te modderen, maar om de zwakte van hun tegenstander volop uit te buiten.
Vanouds onderscheiden de autoriteiten in China twee tegengestelde polen in religies: ”sheng”, dat alle deugden aanduidt die een individu maken tot een trouwe, volgzame burger. De andere pool is ”ling”, en dat verwijst naar de ontwrichtende kanten van religie: het charisma, de extase, maar ook de vorming van een onafhankelijke gemeenschap. Door de eeuwen heen hebben de machthebbers geprobeerd die shengelementen in religies te bevorderen, en de kenmerken die onder ling vallen te onderdrukken.
Nog steeds is het beleid van de eenpartijstaat hierop gericht, en ook de christelijke gemeente wordt langs deze weg beoordeeld en aangepakt.
In de jaren 50 van de vorige eeuw werd daartoe het Bureau voor Godsdienstzaken opgericht, teneinde greep te houden op de vijf erkende godsdiensten in China. Vandaag de dag is dat het Staatsbestuur voor Godsdienstige Zaken (SARA), dat direct verantwoordelijkheid verschuldigd is aan de Staatsraad en aan het Verenigd Front Department, een partijorgaan.
De Drie Zelf Pattriotische Beweging (TSPM) is een van de controleorganen (zogenaamde patriottische organisaties) van de SARA, en heeft als taak Chinese christenen te controleren. Er is nog zo’n orgaan, de China Christelijke Raad. Beide staan bekend als de ”Twee Associaties”.
Voor de Drie-Zelfkerk is een geheel nieuwe theologie ontwikkeld onder leiding van bisschop Ding Guangxun. In deze leer, die bekendstaat als de ”constructionistische (opbouwende) theologische”, is het christelijk geloof ontdaan van zijn bovennatuurlijke elementen en is de exclusieve redding door het geloof in Jezus Christus afgezwakt.
Gemeenten behorend tot de Drie-Zelfkerk worden door de autoriteiten in de watten gelegd. Daar staat wel iets tegenover: voorgangers dienen ook het socialisme als geloof te belijden.
In tegenstelling tot hun voorgangers houdt het merendeel van gemeenteleden van de Drie-Zelfkerk er volgens sommige waarnemers behoudende en evangelische opvattingen op na, vergelijkbaar met die binnen de huisgemeenten. Veel studenten weigeren de liberale theologie van de TSPM te aanvaarden, met als gevolg: een tekort aan voorgangers in deze kerken. Overigens bestaan er ook binnen de TSPM gemeenten die zich niets aantrekken van overheidscontrole. Ze staan als onafhankelijke TSPM-kerken bekend.
Een tandeloos christendom, dat is wat Peking met deze TSPM-theologie en met deze kerken beoogt. Het onschuldige sheng erin houden, en het gevaarlijk ling eruit.
Maar de scheidslijnen lopen niet zo helder als het lijkt. Onafhankelijk gemeente-zijn wordt vandaag de dag gewaardeerd als positieve kracht in de samenleving, waar corruptie, misdaad en ander immoreel gedrag immers ontwrichtend werken. Tegelijkertijd kan zo’n gemeente als model dienen voor de ontwikkeling van een burgersamenleving en zelfs van een democratie, die zich beide tegen de eenpartijstaat keren.