Veel Syriërs letterlijk moe van de opstand
DAMASCUS – Het leven in de Syrische hoofdstad Damascus gaat zijn gewone gang. Inwoners werken en gaan uit eten, maar buitenlanders kunnen niet meer pinnen.
Het is inmiddels zes maanden onrustig in Syrië, maar het regime zit nog altijd in het zadel. Westerse media benadrukken hierbij vooral dat dit het gevolg is van het bloedig neerslaan van vreedzame demonstraties door het Syrische leger. Een meer genuanceerde verklaring houdt echter ook rekening met het feit dat een behoorlijke meerderheid van de Syrische bevolking niet heeft deelgenomen aan de protesten.
Uit angst voor de veiligheidsdiensten, luidt dan meestal de repliek. Misschien. Men kan dit niet uitsluiten, omdat de drijfveren van mensen vaak moeilijk te doorgronden zijn. Zeker is echter dat behoorlijk wat Syriërs moe zijn geworden van de huidige situatie in hun land. En dan „moe” in de letterlijkste zin van het woord, zoals mij vorige week duidelijk werd.
Een van mijn christelijke Syrische vrienden hier in Damascus kreeg een paar dagen een neef op bezoek uit de stad Homs en omdat hij wist dat ik een ruim appartement bewoon, vroeg hij mij of zijn neef enkele dagen bij mij mocht logeren. Zijn neef, een jongeman van rond de 20 jaar, was drie dagen mijn gast en van deze 72 uur heeft hij er waarschijnlijk 50 slapende doorgebracht. Hij vertelde mij dat hij „óp was.” Hondsmoe.
Homs is de derde stad van Syrië en vormt qua religieuze denominaties een vrij nauwkeurige afspiegeling van Syrië als geheel. Mijn gast uit Homs vertelde mij dat de jonge mannen van alle verschillende groeperingen sinds maanden in de nachtelijke uren de wacht hielden in hun wijken. Hij hielp zelf op deze manier bij het beveiligen van de christelijke wijk in Homs. Sindsdien had hij geen fatsoenlijke nachtrust meer genoten. Hij zei dat het probleem in Homs kleine groepjes waren, die meestal bestonden uit ongeveer vijftig bewapende jongeren en die vooral afkomstig waren uit dorpen in de omgeving „waarvan bekend is dat er radicale imams prediken.”
Hij was aangenaam verrast door de kalmte in Damascus, zoals de meeste delen van Syrië rustig zijn. Ik herinner me hierbij een recent telefoongesprek met een kennis in Aleppo die verklaarde „dat het leven in Aleppo zo volstrekt normaal was dat ze op de televisie naar beelden uit Homs of Hama keken en het gevoel hadden dat deze zich afspeelden in een ander land.”
Bewapening
Na de val van de Libische hoofdstad Tripoli is in bepaald opzicht de sfeer in Damascus veranderd. Op Arabische satellietzenders werd de volle omvang duidelijk van de destructie en verwoesting die in Libië de afgelopen maanden heeft plaatsgevonden. De eerste schattingen spreken over 50.000 doden die als slachtoffers vielen bij de bevrijding van Libië. Hier in Damascus wenst niemand zich een dergelijke „bevrijding.”
Er leeft vrees onder de inwoners dat buitenlandse krachten achter de schermen een herhaling van het Libische scenario voorbereiden. Dit alles „in de naam van democratie”, zoals iemand het tegen mij verwoordde, „maar zonder eerst het Syrische volk zélf te raadplegen.”
Er zijn verontrustende berichten dat delen van de Syrische oppositie zich momenteel op grote schaal aan het bewapenen zijn. Geruchten circuleren dat Saudi-Arabië grote sommen geld naar Syrië sluist om soennitische strijders te financieren, terwijl Libanese kranten melden dat de prijzen van wapens in Libanon ongekende hoogtes hebben bereikt als gevolg van de grote vraag uit Syrië.
Mohammed Rahhal, de leider van een Syrische oppositiegroep, verklaarde recentelijk in een Arabische krant „dat we de beslissing hebben genomen om ons te bewapenen. De revolutie zal binnenkort gewelddadig worden.” Dit vooruitzicht vormt voor veel gewone, alledaagse Syriërs een schrikbeeld.
In het Westen hebben verschillende leden van de Syrische oppositie zich opgeworpen als vertegenwoordigers en spreekbuis van het Syrische volk. Zij vormen waarschijnlijk de gesprekpartners van de Europese Unie. Het meest bizarre hierbij is echter dat ik nog nooit een Syriër heb ontmoet die ooit van hen heeft gehoord. Zelfs vrienden van wie ik vermoed dat ze niet erg enthousiast zijn over het Syrische regime hebben mij bevestigd dat ze geen enkel lid van de Syrische oppositie in het Westen kennen, terwijl deze nochtans pretenderen namens hen te spreken. Het is deze oppositie in het buitenland die er bij westerse regeringen voortdurend op aandringt om de economische sancties tegen Syrië te verscherpen.
Pinnen
Het is nog te vroeg om aan te geven welke uitwerking deze economische sancties zullen hebben. Enkele dagen geleden bezocht ik met enkele vrienden het restaurant De Poort van Damascus, dat een plaats heeft verworven in het Guinness Book of Records omdat het met zijn 6500 zitplaatsen het grootste restaurant ter wereld schijnt te zijn. We moesten bij de ingang echter ongeveer twintig minuten wachten omdat alle 6500 plaatsen bezet waren. Het leek mij een bewijs dat de economie nog volop draait en dat de impact van de westerse sancties voor de gewone man tot op heden beperkt is.
Het ironische hierbij is dat ikzelf als buitenlander tot nu toe de enige lijk te zijn die door de westerse sancties is getroffen. Twee weken geleden wilde ik bij een pinautomaat wat geld opnemen, maar tot mijn verbazing ving ik bij drie verschillende banken bot. Toen ik bij de laatste bank gefrustreerd naar binnen stapte, kreeg ik van een medelijdende bankmedewerker te horen dat als gevolg van de westerse sancties buitenlandse bankpasjes niet meer werkten.
Hij vroeg mij verbaasd of ik hierover niet was gewaarschuwd door mijn ambassade, zodat ik tijdig voldoende geld had kunnen opnemen. Ik moet hierover echter tot op heden nog worden ingelicht door de ambassade. Syrische vrienden hebben me geholpen met een oplossing voor dit urgente probleem, conform het Syrische gezegde: „Als de voordeur niet werkt, gebruik dan de achterdeur.”
Terwijl in het Westen het beeld bestaat dat heel Syrië in brand staat, lijkt het leven voor veel Syriërs zijn normale gang te gaan. Er zijn dagen dat ik me niet aan de indruk kan onttrekken dat de crisis in Syrië allang zou zijn beëindigd als het Westen en enkele van Syriës buurlanden niet voortdurend de druk opvoerden.
Toch gaat de onrust niet geheel onopgemerkt voorbij. Tijdens het schrijven van de laatste alinea’s bereikte me het vreselijke bericht dat mijn gast uit Homs in de nacht van dinsdag op woensdag is vermoord. Hij is tijdens zijn nachtelijke ronde gedood door onbekenden die plotseling in een soort truck kwamen aanscheuren. Hij laat een vrouw en twee kinderen achter. Bij zijn vertrek zei ik tegen hem dat hij altijd welkom was. Het was een vreemde dag vandaag.