School mag hoofddoek verbieden
AMSTERDAM (ANP) – Het katholieke Don Bosco College in Volendam mag leerlingen verbieden een hoofddoek te dragen. Dat heeft het gerechtshof in Amsterdam dinsdag geoordeeld. Scholiere Imane Mahssan was naar de rechter gestapt omdat zij op de school geen hoofddoek op mag. Haar advocaat liet weten teleurgesteld te zijn, de school is juist tevreden.
Het hof stelt dat scholen voor bijzonder onderwijs volgens de wet eisen mogen stellen die nodig zijn voor de verwezenlijking van de grondslag ervan. De rechter moet vooral nagaan of een onderwijsinstelling daarin consequent is. Dat is het Don Bosco College.
Volgens het hof was de leerlinge verder bekend met de katholieke achtergrond van de school toen zij zich er aanmeldde. Ze had er dan ook rekening mee moeten houden dat een zichtbare uiting van het islamitische geloof mogelijk niet toegestaan zou zijn.
Het meisje was vorig schooljaar een hoofddoek gaan dragen. Ze mocht toen van de school de lessen niet meer bijwonen en moest haar schoolwerk in een aparte ruimte bijhouden. Als ze haar hoofddoek zou blijven dragen, zou ze zelfs helemaal moeten vertrekken. De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) oordeelde eerder dat de school zich schuldig maakte aan discriminatie, maar de rechtbank gaf de onderwijsinstelling - net als het hof nu - juist gelijk.
Jelle Klaas, de advocaat van de scholiere, zei „heel erg teleurgesteld” over de uitspraak te zijn. „Ik ben het er heel erg niet mee eens. Ik vind dat het hof heel erg van de lijn is dat de school katholiek is en overal mee mag wegkomen.”
De raadsman zei dat de kans erg klein is dat zijn cliënte nu verder gaat procederen. Het meisje gaf eerder aan ze niet naar een andere school wil en dan nog liever zonder hoofddoek naar het Don Bosco gaat. Klaas kon dinsdag niet zeggen of ze dit nog steeds vindt.
Rector Gerard Dekkers van het Don Bosco College zei in een reactie dat de uitspraak „tot tevredenheid stemt, maar niet tot gejubel.” „Het is een bescheiden zaak die over de rug van een kind is uitgevochten. Het ging ons om een principiële zaak, niet om het kind.”