Commentaar: Begraven is teken van hoop
De uitvaartbranche bezint zich op een campagne om de waarde van een begrafenis onder de aandacht te brengen. Reden is dat het aantal crematies de laatste jaren fors is toegenomen en het aantal begrafenissen navenant daalt. Ongeveer driekwart van de inwoners van de Randstad kiest ervoor na zijn dood te worden gecremeerd. Op het platteland ligt dat iets lager.
De brancheorganisatie van uitvaartondernemers noemt de secularisatie als belangrijkste oorzaak van de daling van het aantal begrafenissen. Daarnaast blijken crematoria veel commerciëler te werken dan begraafplaatsen.
Het is veelzeggend dat de begrafenisbranche zelf de link legt tussen de ontkerkelijking en het toenemen van het aantal crematies. Jarenlang werd die relatie ook binnen sommige christelijke kringen ontkend. Het verbranden van een lichaam zou gewoon hygiënischer en milieuvriendelijker zijn dan het lichaam ter aarde te bestellen. Zo probeerden voorstanders van crematies hun standpunt te verdedigen tegenover bezwaarden die hechten aan begraven.
Vanaf het begin van de kerkgeschiedenis heeft de christelijke kerk positie gekozen tegenover de lijkverbanding. Op die manier wees ze het afgodisch bijgeloof van primitieve volken af. Die zagen het verbranden van het lichaam als een middel om zich radicaal te ontdoen van de doden die volgens hen na hun dood een bedreiging konden zijn voor de levenden als ze onzichtbaar bleven rondwaren. Was het lichaam verbrand dan was er niets meer van de doden over en konden die ook niet meer –in welke gedaante dan ook– terugkeren.
In essentie was dezelfde gedachte ook aanwezig bij de pleitbezorgers van lijkverbranding die zich in de vorige eeuw sterk maakten voor de bouw van de eerste crematoria in Nederland. Met de lijkverbranding wilden zij duidelijk maken dat het met de dood radicaal was afgelopen. Zo dachten zij de christelijke verwachting van een wederopstanding van de doden te kunnen logenstraffen.
Dat laatste was vanuit Bijbels perspectief bezien een dwaasheid. Ieder christen weet dat God, Die de aarde uit niets heeft geschapen, ook in staat is om lichamen waarvan niets over is, weer te herstellen. Trouwens ook van lichamen die honderden jaren geleden zijn begraven, is niets over.
Het gaat om de levensovertuiging waaruit het pleidooi voor crematie voortkomt. Men wil daarmee het leven na de dood en de wederopstanding van de doden ontkennen. Dat staat haaks op het christelijk geloof.
Het begraven van de doden is enerzijds ontluisterend. Met het ter aarde bestellen van een lichaam wordt zichtbaar dat de mens tot stof weer moet keren. Dat is een oordeel vanwege de zonde.
Maar er is ook een andere symboliek. De gelovige mag weten dat zijn lichaam in de aarde wordt gelegd om straks in heerlijkheid op te staan. Begraven worden bevestigt voor hem dat de dood het einde niet is. Zoals het tarwegraan in de aarde wordt gelegd om straks vrucht te dragen. De christelijke gereformeerde hoogleraar J. P. Versteeg zei daarom: „Bij de dood ben ik er niet geweest, maar dan zal ik leven.”